(Leens 1879 - Bilthoven 1970)
Werkzaam bij de belastingdienst (sinds 1903 in voorlopige aanstelling als ‘surnumerair’ in Haarlem) en uit heimwee naar ‘het frisse, pittige Hoogeland’ daar schrijvend in het dialect van Noord-Groningen dat zijn dagelijkse taal was tot het eind van de middelbare schooltijd in WarfFum. Was via J. Bergsma, zijn leraar aan de Rijks-HBS in Groningen, in aanraking gekomen met de letterkunde, zowel de Nederlandse als de Groningse.
Zorgde na enkele vroege verhalenbundels (Van 't Hoogeland, 1910) en Pluustergoud (1912)) voor de oprichting van het tijdschrift Groningen (1916-1917) en het daaruit voortgekomen Maandblad Groningen. Versterkte vanaf de zevende jaargang (1924) samen met J. Dijkstra de redactie tot G. de Jager dit in 1942 overnam. Publiceerde in het maandblad en in het naoorlogse vervolg ervan vele verhalen, waaronder de zeer succesvolle stukjes uit het dagboek van de weduwe Slapsma-Tiessens. Daarnaast schreef hij enkele toneelstukken.
Elema rangschikt in een bijdrage aan het Rietema-nummer van het Maandblad Groningen (1949) zijn beperkte Nederlandse literaire werk onder het Groningse. Dat wordt gekenmerkt door realistisch proza, dat soms humoristisch is en gevoelvol. De zuiverheid van Rietema’s kinderbeschrijvingen in Van ’t Hoogeland wordt door Elema geroemd.
Met Dijkstra vormde Rietema niet slechts een harmonieus redacteursduo van 1924 tot 1942, samen correspondeerden ze ook onder diverse pseudoniemen. Eerder in Het Noorden in Woord en Beeld verschenen brieven werden gebundeld in Oet 't leven van Freerk Proemker en aanner Grunnegers (1937), waarbij Rietema ‘Pait Lombok’ is. Als ‘Jan Knooihoezen’ correspondeerde Rietema met Dijkstra (‘Jan Spoantje’) in het Nieuwsblad van het Noorden. De eerste 95 hiervan werden in aangepaste spelling als Braiven van twij Jannen in 1979 gepubliceerd. Na Dijkstra’s overlijden (1946) zette Rietema de briefwisseling voort met Jan Muller, een andere afsplitsing van zichzelf, (Ander pseudoniem Joap Lammers). In 1970 bezorde J.A. Fijn van Draat de bundel Vief verhoalen.
[Reker]
Lit.: Themanummer Maandblad Groningen (1949).