(Danzig ? - Leeuwarden? ca. 1727)
Orgelmaker. Aanvankelijk werkzaam voor Arp Schnitger (vanaf 1696 als meesterknecht), vaak samen met Rudolph Garrels; van ca. 1713 af ook met laatstgenoemde zelfstandig werkzaam (o.a. Zuidlaren, 1716, Anloo 1718 en uitbreiding lutherse kerk Groningen, 1719)). Radeker vertrok omstreeks 1723 naar Friesland; zijn laatstbekende werk is St.Annaparochie (1727, kas en deel pijpwerk bewaard gebleven). Zijn zoon Henricus was van 1734-1771 organist van de Bavokerk in Haarlem; diens zoon Johannes vervulde hetzelfde ambt van 1763-1799.