Drents adellijk geslacht, al omstreeks 1200 voorkomend en tot begin 18de eeuw gevestigd in Nijenhave (Ruinen). Johan Polman (1579-1653), militair commandant van Groningen, stichtte de borg Ehze bij Doezum.
Zijn broer, Rudolf Polman (1591-na 1650), eveneens militair en commandant van de Staatse garnizoenen in Leeroord en Emden, bezat Garreweer (Tjamsweer). Dit huis ging over op de zoon, Johan Frederik Polman (1631-1710), raadsheer en burgemeester van Emden. Zijn zoon, Rudolf II Polman (1662-1719), wist ook Snelgersma in Appingedam te verkrijgen. Diens kinderen waren de laatste Polmans in Groningerland.Een andere zoon van Johan Frederik, Folkert Polman (1659-1734), was drost van Emden. Zijn zoon, Enno Polman (1687-1723), verwierf beide Godlinzer borgen. Hij werd op formele gronden niet tot de landdag toegelaten; de ware reden was vermoedelijk dat de heren Van Berum en Piccardt, die het onderkwartier Duurswoldsteradeel beheersten, verhinderden dat Polman zich daartussen drong. Met de kinderen van Johan Frederiks zoon Matthias Polman (1671-1734), door huwelijk bezitter van het riddergoed Uiterstewehr bij Greetsiel, stierf de familie Polman eind 18de eeuw uit.
Lit.: Bos, Huizen van Stand; H. Feenstra, ‘De politieke geschiedenis van Noordoost-Fivelingo’ in: E. de Boer, LE. Bos en O.T. Mulder-Steenbrink (red.), Het Bierumer Boerderijenboek. Een bijdrage tot de geschiedenis van Noordoost-Fivelingo (Scheemda 1996) 83-100: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen.