(Steenwijk 1880 - Sachsenhausen 1941)
Jurist, filosoof en ethicus. Rechtenstudie aan de Universiteit van Amsterdam; in 1903 cum laude doctoraal examen. Als leerling van G.A. van Hamel (1842-1917) begon hij zijn onderzoek naar de rechtvaardiging van strafrechtelijke vergelding, in de overtuiging dat vergelding voor de Nieuwe Richting in het strafrecht - de wetenschappelijke bestrijding van de misdadigheid - de grote sta-in-de-weg was ‘die met wortel en tak moest worden uitgeroeid’. Zijn voorstudie, die resulteerde in Kennis-leer contra materierealisme. Bijdrage tot ‘kritiek’ en Kant-begrip (1912) vormde hem tot een originele en internationaal erkende filosoof en ethicus. In 1921 promoveerde hij op De zin der vergelding, een strafrechts-philosofisch onderzoek I.
Daarin tastte hij in een systematische beschrijving alle vroegere theorieën aan in hun zwakke plekken, maar hij moest, anders dan zijn bedoeling was, concluderen dat vergelding een onafwijsbare eis van gerechtigheid was, die echter wel met andere strafdoeleinden, zoals preventie, verenigbaar was. Wat hij beoogde was eigenlijk een veredeling van het wezen van de straf als het verdiende leed en het recht van de dader om door boetedoening weer als volwaardig rechtsgenoot erkend te worden. Zijn dissertatie bezorgde hem de erkenning als filosoof, doordat de RUG, op initiatief van G. Heymans, hem in 1922 het eredoctoraat in de letteren en wijsbegeerte verleende; het was tevens de uiting van Heymans’ wens dat Polak zijn opvolger zou worden als hoogleraar in de wijsbegeerte. Daartegen ontstond heftige reactie van theologische zijde want Polak was, anders dan Heymans, geen stilzwijgende vrijdenker. Toch werd Polak
- sedert 1925 in Leiden bijzonder hoogleraar voor rechtsfilosofie en internationaal vermaard
- in 1928 gewoon hoogleraar in de wijsbegeerte in Groningen.
Zijn wetenschappelijke omzichtigheid steekt schril af tegen de filosoof die de polemiek liefhad. Een hartstochtelijke liefde voor waarheid, door hem objectiviteit genoemd, die kritiek noch mening voor zich kon houden en fel kon toornen, is er mede de oorzaak van geweest dat hij alleen onder druk tot publicatie kwam. Zijn machteloze opstandigheid tegen onrecht was een van de oorzaken van terugkerende depressiviteit. De algemeen bejubelde Nederlandse neutraliteitspolitiek voor het uitbreken van WOII bestempelde hij als laf parasitisme. Op 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval, voorspelde hij dat 'de schifting, de eigenlijke beproeving der karakters’ zou beginnen. Met ingang van 23 november 1940 werden zes joodse hoogleraren op non-actief gesteld.
Tegen andere discriminerende maatregelen, maar nu van de zijde der universiteit protesteerde Polak op 10 december 1940 per brief bij J.M.N. Kapteijn, de door de bezetter aangestelde rector-magnificus, tevens decaan van zijn faculteit. In deze brief duidt Polak de bezetter aan als ‘de vijand’. Dit protest heeft Kapteijn de Sicherheits Dienst in handen gegeven. Polaks besluit om op 15 februari 1941 gevolg te geven aan de oproep ‘om enige mededelingen te doen’ bij de SD in het Scholtenhuis, moet gebaseerd zijn op zijn overtuiging dat het zijn morele plicht was het recht te verdedigen. Dat is hem, die kort voor de Duitse inval in Nederland een aanbod voor een professoraat in Princeton afgewezen had omdat hij trouw wilde blijven aan de leerstoel van de door hem bewonderde Heymans, noodlottig geworden.
Hij werd onmiddelijk gearresteerd en op 7 mei 1941 op transport gesteld naar het concentratiekamp Sachsenhausen-Oranienburg. Volgens de verklaring van de kampoverheid overleed hij er aan longontsteking, maar in feite door marteling, op 9 december 1941. Vlak na de Duitse inval noteerde hij in zijn dagboek, als had hij zijn lot voorvoeld, de wijsheid van de Prediker (9, 4) omkerend, tevens een toespeling op zijn voornaam Leo; ‘Liever een dode leeuw dan een levende hond’.
Leonard Polak wist zijn visies op bijv. straf, doodstraf en vergelding, ethica en eugeniek, zowel voor de geleerde wereld op talrijke binnen- en buitenlandse congressen als voor breder publiek - o.m. via de Vrijdenkers Radio Omroep VRO - op briljante wijze uiteen te zetten. De vrijdenkers werden echter een gevaar voor de bevolking geacht: de minister ontnam op 30 december 1936 aan de VRO de zendtijd, waarmee de onvrijheid van meningsuiting van regeringswege in feite werd geproclameerd. Polaks Verspreide Geschriften zijn in 1947 in vier delen uitgegeven. Tijdens de viering van het 77ste RUG-lustrum in 1999 is een symposium gewijd aan ‘De erfenis van Leo Polak’.
[Linssen]
Lit.: L van der Wal, ‘Over Leo Polak’, inleiding in dl. I van de genoemde Verspreide Geschriften; P. Spigt (red.), Prof. mr. dr. Leo Polak, een erflater van onze beschaving, herdacht door vrienden en collegae, gevolgd door de voordracht ‘De zin van de dood ’(Amsterdam 1946); J. Rogier, ‘Leo Polak’ in: De Geschiedschrijver des Rijks en andere socialisten (Nijmegen l979) 143-151; BWN II (1985) 432-434; N.H.M. Roos, 'Leonard Polak (1880-1941)' in: T.J. Veen e.a. (red.), Zestig juristen (Zwolle 1987) 391-396.