Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Parochies

betekenis & definitie

Territoriaal vastgelegde delen van een bisdom, waarin rooms-katholieken georganiseerd zijn o.l.v. een parochiepriester die door de bisschop is aangesteld. Een parochie bezit rechtspersoonlijkheid.

De parochies worden bestuurd en beheerd door het kerkbestuur, waarvan de pastoor voorzitter is. Na 1970 werd hij geadviseerd door een parochieraad. Vanaf 1980 kan het bestuur van een parochie gevormd worden door pastoor, parochiebestuur en parochievergadering. Naast priesters kunnen pastorale werkers (m/v) zijn aangesteld.

Na het Herstel van de Hiërarchie (1853) werden de staties omgezet in parochies.

Het aantal parochies in Groningen groeide tot ongeveer 1980. Daarna zijn wegens het afnemende aantal katholieken parochies samengevoegd. In de stad Groningen zijn na 1853 nieuwe parochies gevormd.

In de oude stad: H. Jozef (1891) Radesingel.

In de staduitbreidingen: H. Hart (1913) Moesstraat, H. Franciscus (1934) Zaagmuldersweg, San Salvator (1949) Helpman, H. Maria (1960) Corpus den Hoorn, H. Johannes Apostel en Evangelist (1966) Paddepoel, H. Walfried (1971) Beyum/Lewenborg en r.-k. studentenparochie (1979).

De samenvoegingen: in 1985 San Salvator- en de H. Mariaparochie; in 1994 H. Martinus-, de H. Jozef-, de H. Hart- en de H. Franciscusparochie.

Buiten de stad kwamen na 1853 nieuwe parochies in: Ter Apel (1858), Nieuwe Pekela (1868), Martenshoek (1891), Musselkanaal (1905), Mussel (1949), Haren (1953), Hoogkerk (1970).

Samenvoegingen: Hoogezand (Martenshoek)Sappemeer (1990), Appingedam-Delfzijl (1999).

[Vos-Schoonbeek].

< >