Adellijk geslacht, afkomstig uit het oude hertogdom Limburg (provincie Luik).
Een protestantse tak kwam via Maastricht in Groningen terecht. Abraham van Panhuys (1774-1847) was militair, stadsrentmeester en lid van Provinciale Staten. Hij werd in de adel verheven (1814). Zijn kleinzoon Jhr. Johan Aemilius Abraham van Panhuys (1836-1907), jurist, was burgemeester van Rauwerderhem, Tietjerksteradeel, Groningen (1880), Commissaris des Konings in Groningen (1886) en Overijssel (1892), vice-president van de Raad van State (1893) en Minister van Staat. Hij erfde van Ferdinand Folef von Inn- und Kniphuisen, een oom van moeders kant, Nienoord (1884) en liet het ruïneuze huis kleiner herbouwen.
Hij verdronk met zijn tweede vrouw Trijntje Looxma (1845-1907), de zoon uit zijn eerste huwelijk Jhr. Hobbe van Panhuys (1868-1907), burgemeester van Leek en lid Provinciale Staten, en diens vrouw Elske de Blocq van Scheltinga (1867-1907). Op een mistige avond in november 1907 raakte hun koets bij Hoogkerk van de weg af in het Hoendiep. Deze tragische gebeurtenis sprak erg tot de verbeelding van het volk.
Lit.: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen.