Paalmpoask (de zondag voor Pasen) werd in Groningen nauwelijks gevierd. Al voor WOII liepen in Garsthuizen de kinderen op Goede Vrijdag met een paastak (poaskaai), een met linten, papieren rozen en zilverpapier versierde tak van de poaskaaiboom (taxus), het poaskaai-lied zingend langs de deuren om snoep, geld of fruit.
In Termunten droegen ze een takje op de jas. De laatste decennia is ook hier en daar (zoals in Appingedam, Bedum en Scheemda) op of om deze dag het lopen met palmpasentakken (twee gekruiste latten, eventueel met een wiel ervoor, omwikkeld met buxusgroen, strikken, linten en snoepgoed en bovenaan een haan, zwaan, krans of rad van brood) in zwang geraakt.Lit.: F. Schreiber, Paasgebruiken in de provincie Groningen en omstreken (Bedum 1990); V. Dame, ‘Palmpasenoptochten in Nederland anno 1985’, Volkscultuur 3, afl. 2 (1986) 8-22.