(NNO) Orkest van Friesland, Groningen en Drenthe, in 1989 ontstaan uit een fusie van het Noordelijk Filharmonisch Orkest (NFO) en het Frysk Orkest. De fusie kwam tot stand na uitgebreid overheidsoverleg op provinciaal niveau.
Daarbij werd tussen de steden Groningen en Leeuwarden een verdeling van culturele- en onwijsvoorzieningen afgesproken, het zogeheten Herenakkoord, en werd Groningen de standplaats van het nieuwe orkest. In Groningen loopt vanaf 1989 een rechtstreekse lijn naar het oudste symfonieorkest in het Noorden, in 1862 opgericht als Orchest der Vereeniging De Harmonie. In 1918 veranderde de naam in NV De Groninger Orchest Vereeniging die zich in 1926 losmaakte van de sociëteit De Harmonie en in 1962 werd de Vereeniging omgedoopt tot Noordelijk Filharmonisch Orkest. Onder de eerste dirigenten, Maurice Hageman en C. Eisner, speelde het orkest voornamelijk vermaaks-muziek; onder Johannes Bekker (1867-1897) en zijn opvolger Marius van ’t Kruis ontwikkelde het zich geleidelijk tot een serieus symfonieorkest. Twee dirigenten voltooiden deze ontwikkeling: Peter van Anrooij (1905-1910) en Kor Kuiler (1910-1944), die het publiek ook voor die tijd nieuwe muziek voorzette van Debussy, Ravel en Roussel.
Onder Jan van Epenhuysen (1944-1961) en Charles de Wolff (1966-1989) werd deze lijn voortgezet. Van Epenhuysen schuwde het moderne repertoire niet en De Wolff maakte zich sterk voor hedendaagse muziek, vooral die van Olivier Messiaen. Naast De Wolff speelde het NFO ook onder gastdirigenten, zoals Hubert Soudant, Francis Travis, Franz-Paul Decker, Jean Fournet en Andrzej Markowski. Voor de grote werken met koor heeft het orkest vanaf 1927 tot 1989 een vaste verbintenis gehad met Toonkunstkoor Bekker, in 1990 werd daarvoor het Noord Nederlands Concertkoor opgericht. Bij het Noord Nederlands Orkest zijn achtereenvolgens Jacek Kaspszyk, Flans Drewanz en Viktor Liberman tot chefdirigent benoemd, de laatste overleed helaas na een seizoen in 1999. Voor het NNO en zijn voorgangers geldt, dat het niet alleen belangrijk is als symfonische voorziening. Tal van kleinere ensembles die uit het orkest voortkomen spelen een rol in de totale muzikale infrastructuur in het Noorden en bovendien zijn veel orkestleden ook werkzaam in het muziekonderwijs. [Herruer]
Lit.: H. Wallisch, 125 Jaar symfonieorkest in Groningen (Groningen 1987).