Noordelijke Economisch-Technologische Organisatie, opgericht in 1937 met als doel het doen van onderzoek naar de mogelijkheid van bevordering der welvaart in de provincies Groningen en Drenthe. Drenthe verbrak in augustus 1945 alle banden met de neto, om daarna met een eigen Drents Economisch Technologisch Instituut verder te gaan.
Pas met ingang van 1972 werd de naam neto officieel gewijzigd in Economisch Technologisch Instituut Groningen (etig). In de jaren ’50 en ‘60 lag de nadruk vooral op het bevorderen van de industriële ontwikkeling in de toentertijd nog sterk op de landbouw gerichte provincie Groningen. Geleidelijk kregen ook andere terreinen aandacht, zoals woningbouw, infrastructuur en de te verwachten ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Vooral op laatstgenoemd terrein kende NETO/ETIG een lange regionale onderzoekstraditie, gericht op dataverzameling, het maken van economische structuurschetsen, toegepaste beleidsstudies en prognoses van (beroeps)bevolking en werkgelegenheid.Vanaf 1971 werd het regionaal sociaal-economische onderzoek in noordelijk verband uitgevoerd door de Federatie van Noordelijke Economische Instituten (FNEI). Hierin werkten samen het ETI-Groningen, het ETI-Friesland, het Drents Economisch Technologisch Instituut en de Rijksuniversiteit Groningen. De FNEI heeft tot 1988 bestaan. Geleidelijk werden de onderzoeks- en adviseringstaken van de ETI’s ingekrompen en in beperkte mate overgenomen door de provincies. Het ETI-Groningen verdween in 1989, dat van Friesland in 1986 en het Drentse in 1997. Zie ook Hofstee.
Lit: Jaarverslagen NETO en ETI-Groningen.