(Bellingwolde 1846 - 1934)
Werkte aanvankelijk als ijzergieter te Papenburg en woonde vanaf 1875 in De Pallert bij Bourtange, waar hij als los arbeider de kost verdiende. Hij schreef in het Westerwolds, het Oldambtsters en het Nederlands, meest korte verhalen en gedichten, onder het pseudoniem ‘Eis(s)engies(s(er’. Van hem verschenen drie bundels; Drie humoristische voor-drachten in de Grönneger toal (1893), Ainen-twintig moal eerdappels en Mijmeringen. Enkele van zijn gedichten verschenen in het Maandblad Groningen. Hij is auteur van “t Neiste Westerwoldske Volksleid’, (Winschoter Courant, 15 juli 1894). E.J. Huizenga-Onnekes nam in haar Heksen- en Duivelsverhalen in Groningerland (1970) enkele verhalen van hem op.
Lit.: M. van Velzen (red.), Roege Wilt en andere Westerwoldse verhalen (Bedum 1987).