(Oisemont, Picardië 1599 - Groningen 1673)
Eigenlijk: Desmarets. Studeerde theologie in Saumur (1616) en Genève (1618-1619). Hij was gereformeerd predikant in Laon, Falaise en Sedan (1624), Waals predikant in Maastricht (1632) en ’s-Hertogenbosch (1636), tevens hoogleraar Illustere School (1637), hoogleraar theologie in Groningen (1643), tevens Waals predikant, en hoogleraar in Leiden (1673).
Maresius kwam uit een voorname hugenotenfamilie. Hij werd gekarakteriseerd als ‘een man impulsief van aard met eenzijdige intellectuele aanleg en militant in zijn optreden’ (D. Nauta). Dit laatste bleek onder andere uit zijn polemiek met Voetius (Utrecht) en zijn Groningse collega Jacob Alting. Maresius schreef vele pamfletten met kritiek op tal van nieuwigheden. De uitgave van zijn twistgeschriften werd meer dan eens op verzoek van de synode of op last van de Staten van Groningen opgehouden of verboden.
In 1665 werd hij de eerste hoogleraar in Groningen in de kerkgeschiedenis. Viermaal werd hij tot rector van de universiteit benoemd; hij maakte zich zeer verdienstelijk voor de organisatie van de theologische faculteit. Op 2 september 1672 hield hij in de Academiekerk de dankrede voor het Ontzet van Groningen.
Lit.: D. Nauta, Samuel Maresius (Amsterdam 1935).