(Hamburg ca. 1709 - Groningen ca. 1798)
Groninger voorvader van de arts Abraham Hartog Israëls en de schilder Jozef Israëls. Gold als een van de rijkste mannen binnen de Joodse Gemeente. In 1729 huwde hij met Elkele Mozes Goldsmid, ca. 1756 met Jittele Simons en 1786 met Rachel Wolf uit Berlijn. Net als de andere stichters van de Gemeente was hij afkomstig uit Hamburg. Via zijn huwelijk was hij verwant met Mozes Goldsmid en rabbijn Izak Jozefs Cohen. Hij vestigde zich in 1736 vanuit Meppel te Groningen, verwierf in 1738 het burgerrecht en in 1741 het lidmaatschap van het koopliedengilde.
Aanvankelijk handelde hij in edele metalen en horloges en wisselde geld. De financiële crisis van 1763 trof hem hard. Na een overeenkomst met zijn schuldeisers wist hij zich van de klap te herstellen en werkte zich opnieuw op tot een van de rijkste mensen binnen de joodse gemeenschap. De handel met textiel was nu zijn voornaamste inkomstenbron geworden. I.A. Lazarus vervulde bijna vijftig jaar de functie van pamas (bestuurder).
Het stadsbestuur van Groningen zag hem als veroorzaker van de financiële chaos waarin de Joodse Gemeente rond 1770 verzeild was geraakt. Dit leidde er onder meer toe dat zij in 1776 onder curatele van de magistraat werd gesteld door de afkondiging van een reglement. Ondanks verondersteld wanbestuur werd hij, vaak tegen zijn zin, steeds opnieuw door het stadsbestuur tot pamas benoemd.
Lit.: E. Schut, De joodse gemeenschap in de stad Groningen 1689-1796 (Assen 1995); P.J.C. Elema, ‘Genealogie Israel(s) Groningen’, Gens Nostra 51 (1996) 105-128.