Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Landarbeider

betekenis & definitie

Persoon die op het land werkt, meestal in loondienst bij een boer. Oorspronkelijk medebewoner van een boerderij.

Begin 19de eeuw groeiden de boerenbedrijven op het Hogeland en in het Oldambt sterk. De knechten werden verbannen naar het achterhuis. Een steeds groter deel van de werkzaamheden werd door de boeren uitbesteed aan seizoenkrachten, waarmee de sociale positie van de landarbeiders nog verder afbrokkelde. Vanaf 1878 heerste gedurende een jaar of vijftien een grote landbouwcrisis, waarmee genoemde tendensen werden versterkt. Een nieuw element was de toenemende introductie van nieuwe landbouwwerktuigen. En masse trokken de landarbeiders naar de stad, op zoek naar werk en inkomen.

In Oost-Groningen werd die uitstroom deels opgevangen doordat de opkomende industrie enige nieuwe arbeidsplaatsen creëerde, hoewel dat ook nog vaak een seizoenmatig karakter had (bijv. de aardappelmeelcampagne). De landarbeiders slaagden er vanaf het einde van de 19de eeuw steeds beter in zich te organiseren in vakbonden die vormgaven aan de loonstrijd (landarbeidersorganisaties). Heel langzaam, dankzij vele stakingsacties, werd het loonpeil opgetrokken tot een met de lonen in de industrie vergelijkbaar niveau. De mechanisatie en modernisering van de landbouw hebben het fenomeen landarbeider haast weggevaagd. Er zijn nu meer boeren dan landarbeiders in de provincie. De huidige landarbeiders werken voor het grootste deel in de agrarische dienstverlenende sector.

< >