Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Keiser

betekenis & definitie

Juristengeslacht, in de tweede helft van de 18de eeuw in het Groninger regeringscircuit opgenomen. De stamvader Johan Harmen Keiser (gest. 1718) was geconstitueerd redger te Sauwerd, kocht de borg Onsta aldaar die door zijn kinderen weer werd verkocht.

Zijn zoon Gerhard Jacob Keiser (1701-1785) was lange tijd raadsheer in de Hoge Justitiekamer, vanaf 1760 luitenant (president). De gelijknamige kleinzoon Jan Harmen (II) Keiser (1730-1800) werd raadsheer (1768-1795). Was een marionet van de Oranjegezinde Iddekingekliek (zie Van Iddekinge). Gerhard Jacobs zoon Jacob Warmolt Keiser (1737-1821) was jurist, secretaris-ontvanger van het Winsumer en Schaphalster Zijlvest, gezworene (1766), secretaris in, later raadsheer van de Hoge Justitiekamer (1785) en president van het Departementaal Gerechtshof (1808). Zijn zoon Gerhard Jacob (II) Keiser (1770-1848) was onder andere grietman van Vredewold en Oosterdeel-Langewold, rentmeester der stadsvenen en secretaris van het Provinciaal Gerechtshof. In 1812 was hij notaris te Groningen, later lid van Gedeputeerde Staten (1834). Hij was een van de oprichters, later bestuurslid en voorzitter van de Academie Minerva (1797).Lit.: A.J.C.M. Gabriëls, De heren als dienaren en de dienaar als heer. Het stadhouderlijk stelsel in de tweede helft van de achttiende eeuw (’s-Gravenhage 1990); P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems II ('s-Gravenhage 1955).

< >