Stad-Groninger geslacht, vanaf de 16de eeuw Ommelander adel. De stamvader Jarich Coppens, afkomstig uit Staveren, was tussen 1388 en 1412 burgemeester van Groningen.
Zijn zoon Coppen Jarges greep met zijn partijgenoten in 1413 de macht in de stad en werd twee jaar later verdreven. Hij sneuvelde in 1420 bij Staveren. Zijn zonen, onder wie de ridder Albert Jarges, kwamen na de zoen van 1421 terug en bekleedden weer hoge stedelijke ambten. Evert Jarges (gest. 1535) was jarenlang pastoor van de St.Maartenskerk en was aanwezig bij het godsdienstgesprek van 1523. Eiso Jarges (gest. 1530) werd door zijn huwelijk met de dochter van Redmer Alma de stamvader van de Jargesen op HerAlma in Saaksum. Zijn broer Harmen Jarges vestigde zich op Alma in Bedum; deze heerd werd zijn eigendom door erfenis van zijn moeder. Deze laatste tak stierf in de 17de eeuw uit.De meeste Jargesen na 1600 komen voort uit de tak Meima, afstammelingen van Eiso Jarges (1546-1584), hoofdeling te Saaksum, die namens de Ommelanden in 1579 de Unie van Utrecht ondertekende. Zijn dochter Bouwe Jarges (1580-1654) was getrouwd met Allard Clant van Meima te Rasquert. Zij liet Meima na aan haar tantezegger Eiso Jarges (1628 - ca. 1692). Diens zoon Coppen (gest. 1705) was de laatste Jarges van Meima.
Een gelijknamige kleinzoon Coppen Jarges (1727-1792) was militair en kocht Tammingaborg in Hornhuizen (1778), die door zijn kinderen in 1797 werd verkocht. Zij waren de laatsten van hun geslacht dat, door koning Willem I nog in de Nederlandse adel verheven, in 1845 uitstierf.
Eiso van Meima had een broer, Schelto Jarges (1631 - ca. 1691), eigenaar van het onbetekenende Sassema in Baflo. Evenals zijn broer en diens kinderen speelde hij geen politieke rol in de Ommelanden. Deze Jargesen waren meer op Groningen georiënteerd, waar ze ook het burgerrecht hadden. Schelto’s zoon Coppen Jarges (1666 - ca. 1715) kocht de Takkenborg in Garmerwolde. Hij had een zoon, Schelto Reint Jarges (ca. 1703-1731). Deze werd door zijn huwelijk heer van Bellingeweer (1727).
[Alma, Feenstra]
Lit: NNBW III; Nederland's adelsboek (1997); Feenstra. Bloeitijd en verval.