Gron.: Hoezen.
Wierdedorp in de gemeente Loppersum tussen Middelstum en Westeremden; met beide plaatsen verbonden door de Huizingerweg. Huizinge wordt al in de eerste helft van de 9de eeuw genoemd. Romano-gotische kerk uit de 13de eeuw met preekstoel uit de 19de eeuw, overig meubilair uit de 17de eeuw. Orgel (1825) van L.J. en J. van Dam. Omvangrijke gewelfschilderingen. De 13de-eeuwse toren is in 1847 en vervolgens in 1868 van een nieuwe spits voorzien.
De borg Fraam, bewoond door leden van de familie Coenders, werd waarschijnlijk in 1738 gesloopt. Bij egalisatie van het borgterrein in de 20ste eeuw werden nog overblijfselen van de alchemistische experimenten van Berend Coenders van Helpen gevonden. In Huizinge woonden van oudsher veel doopsgezinden; de boerderij Melkema was in de tijd van de Republiek zelfs een regionaal ontmoetingspunt. Stamhuis van de familie Huizinga.
In 1979 werd bij de afbraak van de voormalige pastorie/school een aardewerken kan met daarin gouden en zilveren munten, enige vergulde zilveren sieraden en een zalfpotje gevonden. De muntschat werd er in, of kort na, 1596 begraven en demonstreert de veelheid aan verschillende munten die destijds in omloop waren. Een deel ervan is te zien in het Groninger Museum.
In de Middeleeuwen in Hustinga, in Husdingun, de Husdongon, later Husdinge, Husdingen en Huizinghe. De naam is opgebouwd uit hûs en dinge, dynge = nieuw ontgonnen land, derhalve: braaklanden in het bezit van een geslacht, een hûs.
Lit.: W. Faber en R. Wobbes, ‘De torenbouw van Huizinge', Groninger Kerken 5 (1988) 91-95; Huizinge, gemeente Middelstum. Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Huizinge als beschermd dorpsgezicht (Zeist 1988); Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 181-186; H.W. Jacobi, ‘De muntvondst Huizinge 1979: een klein kapitaal uit het einde van de 16de eeuw’, GVA 1986, 157-178; P.B. Kooi, Gedonder in de glazen, GVA 1978-1979, 228-238; J.
Egeraat en R. Wobbes, Enige historische schetsen van het dorp Huizinge (z.p. 1975); J. Vinhuizen, De borg Fraam te Huizinge, GVA 1923, 23-45.