Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Hamel, antonius gerardus van

betekenis & definitie

(Haarlem 1842 - Amsterdam 1907)

Theoloog en romanist. Studeerde theologie in Groningen onder leiding van de voormannen van de Groninger Richting. Hij was werkzaam in Genève, Parijs, sedert 1866 als hulpprediker te Brussel, in Leiden, in de Waalse gemeente te Leeuwarden en sedert 1871 te Rotterdam. Ook was hij redacteur van het Leidsch Dagblad. In 1879 promoveerde hij in de theologie op de leer der goddelijke voorzienigheid, maar nam in hetzelfde jaar afscheid van het ambt en maakte zich los van het christendom en de kerk. Van die tijd af zouden wetenschap en kunst zijn leven bepalen.

Hij ging opnieuw studeren, nu in Parijs, aan de Sorbonne, de École des Chartes en de École des Hautes Études. Hij studeerde daarna in Berlijn Franse filologie. In 1884 werd Van Hamel te Groningen benoemd tot hoogleraar in de taal- en letterkunde van de Romaanse talen. Hij is de grondlegger van de Romaanse filologie in Nederland. Aan Het zoeken van de ‘l'âme française’ in de letterkunde en de taal van Frankrijk (1879) wijdde hij zijn Groningse intreerede. Dat was, naast onderzoek dat resulteerde in het uitgeven van oude literaire teksten, het belangrijkste doel van zijn onderwijs.

Zijn publicaties muntten uit door een grote zorg voor de vorm. Door zijn inzicht en intuïtie kon hij getalenteerde dichters aanwijzen lang voor zij beroemd werden. Ondanks zijn algemeen geprezen artikelen onder meer in De Gids geldt ‘Godsdienst zonder metafysica’ als zijn mooiste geschrift. Hij bepleitte de oprichting van een universitair instituut voor moderne talen. Sinds 1889 was hij voorzitter van de examencommissie voor de Franse onderwijsakten.

[Linssen]

Lit.: J.J. Salverda de Grave, ‘Levensbericht van A.G. van Hamel', Levensberichten HMNL 1908, 1-66 (inclusief zijn bibliografie).

< >