Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Geertsema, johan herman ii

betekenis & definitie

(1816-1908)

Achterachterkleinzoon van burgemeester Johan Geertsema, jurist, notaris, lid van de gemeenteraad van Groningen, van Provinciale Staten (1859) en van het curatorium der Groninger Hogeschool. Was lid van de Tweede Kamer en tweemaal minister van Binnenlandse Zaken (1866, 1872-1874), lid van de Raad van State, Commissaris des Konings van Overijssel (1878-1892) en lid van de Eerste Kamer (1893). De vooruitstrevende liberaal en vrijzinnige protestant Geertsema was een deskundige op het gebied van de waterstaat van de provincie Groningen, voelde zich sterk bij het hoger onderwijs betrokken en diende als minister een wetsontwerp hierover in, dat door de val van de regering echter niet werd aangenomen (1874).

Lit.: R. van Boneval Faure, ‘In memoriam Mr. J.H. Geertsema’. GVA 1909,1-38.

< >