De naam Elema wordt onder andere gevoerd door nazaten van het eigenerfdengeslacht Elama dat van Uithuizen afkomstig was. Andere Elema’s noemden zich in 1811 naar de Elemaheerd in Godlinze, die vroeger aan afstammelingen van de Uithuizer Elama’s had behoord.
Van midden 15de tot in de eerste helft van de 17de eeuw woonden Elama’s te Uithuizen. De bekendste telg hiervan was Reneko (Rinke) Elama (1510-1583), die in het conflict met de stad Groningen actief was aan de Ommelander zijde. Als calvinist, tevens aanhanger van de Staatse partij, moest hij naar Oost-Friesland (Dld.) vluchten (1580), waar hij ook overleed. Door erfenis kwamen de Elama’s in het bezit van de borg Allersma bij Ezinge. De laatste mannelijke Elama was Renekes kleinzoon Duurt Elama (1618-1682). Hij was grietman van Ezinge en Hardeweer, schepper van Aduarderzijl en was tevens actief in het Ommelander bestuur.
Duurt Elama leefde als borgheer op Allersma en was een echt ‘heerschap’. Van zijn zuster Catharina Elama (1591-na 1640) stammen de meeste latere Noord-Groninger Elema’s af. Het sociale prestige van het oude geslacht Elama was zo groot dat deze naam steeds weer door (verre) nazaten werd aangenomen.
Een van hen was Jan Oost Elema (1843-1909), landbouwer te Toornwerd, lid van Provinciale Staten van Groningen, burgemeester van Middelstum (1907), medeoprichter van de afdeling Middelstum-Kantens van de Groninger Maatschappij van Landbouw. Elema is een sprekend voorbeeld van een vooruitstrevende Hogelandster boer, die zich door zelfstudie tot een veelzijdig man ontwikkelde. Met zijn zoon Jacob Elema (1872-1950), later rijkslandbouwconsulent in Drenthe en hoogleraar te Wageningen, publiceerde Jan Oost in 1907 een verhandeling over de wierde van Toornwerd. Deze was gebaseerd op hun waarnemingen tijdens de afgravingen en is van groot belang geweest voor het latere wetenschappelijke terponderzoek.
Johannes (Hans) Elema (1904-1977), een boerenzoon uit Leermens, stamt uit de Godlinzer familie Elema. Hij was germanist, leraar Duits en later hoogleraar Duitse taal en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (1957-1970). In deze laatste functie betoonde hij zich een tegenstander van de democratiseringsbeweging in het hoger onderwijs. Bekend is Elema als dichter in het Nederlands èn Gronings. Hij schreef weemoedige poëzie, geënt op de beleving van het Hogeland in al zijn seizoenen en waarin de dood een centrale rol speelt. Werk: Hans Elema, gedichten (1978).
[Feenstra]
Lit.: F.R. Elema, Familieboek Elema (Harderwijk 1965); P.J. van Leeuwen, Geschiedenis van de Groninger literatuur (Scheemda 1984); P.B. Kooi, ‘Pioniers in de archeologie’, Stad en Lande. Cultuurhistorisch tijdschrift voor Groningen 3, afl. 4 (1994) 2-8.