Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Eitzen

betekenis & definitie

Organistenfamilie. Johannes (I) Eitzen, was eerst organist in Appingedam maar werd in 1614 benoemd te Bremen.

Hij vertrok tien jaar later naar Denemarken en was na 1630 werkzaam te Emden (Grosse Kirche). Zeker vier zonen en enkele kleinzonen waren als organist of musicus werkzaam in Bremen, Emden en ons land. Kleinzoon Johannes (III) (Bremen 1661 - Groningen 1719) keurde in 1697 samen met Evert Haverkamp (Amsterdam) en Petrus Havingha het nieuwe Schnitger-orgel in de Der Aa-kerk te Groningen en was nadien ook bespeler van dat instrument. Hij heeft ook andere nieuwe orgels gekeurd (o.a. Pieterburen 1698 en Sneek 1710). Een andere kleinzoon, Gerhard, werd in 1668 organist te Scheemda.

Wellicht een zoon van laatstgenoemde was Eilardus Eitzen (Eilardt Eitzes): deze was van 1722 tot zijn dood (1732) organist en klokkenist van de Nicolaikerk in Appingedam. Ulricus Eitzen, één van de zonen van Johannes (I), was van 1658 tot zijn dood (1697) organist van de (huidige) St.-Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch en werd daar in 1698 opgevolgd door zijn zoon Jacobus.Lit.: R. Nickles, Orgelinventar der Krummhörn und der Stadt Emden (Bremen 1995) 21-24.

< >