Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Coster, harry pierre

betekenis & definitie

(Parijs 1886 - Haarlem 1962)

Archivaris van de gemeente Groningen 1918-1951. Studeerde geschiedenis aan de rijksuniversiteit van Utrecht. In 1914 promoveerde hij cum laude tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op het proefschrift De kroniek van Johannes de Beka, haar bronnen en haar eerste redactie. Hij werkte van 1910 tot 1914 als archiefambtenaar in dienst van de gemeente Groningen. Van 1914 tot 1918 was hij verbonden aan het rijksarchief in Noord-Brabant. In 1918 volgde zijn benoeming in de nieuwe functie van gemeentearchivaris van Groningen, welke hij tot zijn pensioen in 1951 vervulde.

Een groot gedeelte van zijn tijd als gemeentearchivaris besteede hij aan de splitsing van de archiefbestanddelen in rijks- en gemeente-archivalia. Deze waren onder de archivarissen Feith geheel met elkaar vermengd.

Coster publiceerde in het Nederlands Archievenblad en in de Groningsche Volksalmanak. Naast archivaris was hij o.m. voorzitter van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, redacteur van de Groningsche Volksalmanak, secretaris van de Provinciale Groningse Archeologische Commissie, secretaris van het Historisch Genootschap, secretaris van het Universiteitsmuseum en van het Centraal Bureau voor de kennis van de provincie Groningen en omgelegen streken.

Lit.: A.T. Schuitema, ‘Dr. H.P. Coster 1886-1962’, GVA 1963,I-IO.

< >