Oorspronkelijk de naam van vier (quadrillon) klokken met een automatische melodieproductie, voorafgaand aan de uurslag van een uurwerk. Thans heeft het woord dezelfde betekenis als beiaard en torenklokkenspel, namelijk een reeks op toon gestemde klokken, die hetzij door middel van een automaat, hetzij met de hand op een zogeheten stokkenklavier op muzikale wijze kunnen worden bespeeld.
De meeste carillonautomaten in de provincie Groningen hebben elektromagnetische hamers en een besturing door een ponsband of een computer. De automaten van de beiaarden in Appingedam, Groningen-Martinitoren en Winschoten hebben mechanisch bediende hamers en een trommelspeelwerk met toonstiften. De muziek voor automatisch carillon heeft veelal een volksliedachtig of populair-klassiek karakter. Het bespelen van klokken met hamers kwam drieduizend jaar geleden al bij de Chinezen voor; ook in West-Europa is in de Middeleeuwen van melodisch klokgebruik sprake geweest. De beiaard, die bespeling van klokken door middel van een klavier mogelijk maakt, is een Zuid-Nederlandse, laat 15de-eeuwse uitvinding. Tot grote bloei en populariteit kwam het instrument in de Nederlandse steden in de 17de eeuw door de zeer zuiver gestemde klokken in de beiaarden van de gebroeders Hemony uit Amsterdam.
De omvang was toen tot drie octaven (ca. 35 klokken) toegenomen. Een tweede bloeiperiode, begonnen aan het einde van de 19de eeuw en tot op heden voortdurend, wordt gekenmerkt door technische verbeteringen, een groot repertoire van originele en bewerkte muziek en verbreiding naar het buitenland, met name naar de Verenigde Staten.Behalve een 23-tal carillons die (vrijwel) uitsluitend automatisch bespeeld worden, komen er in de provincie Groningen zeven met de hand te bespelen beiaarden voor: Appingedam (1911/79/91, 50 klokken, Taylor/ Petit & Fritsen), Groningen - Academietoren (1996, 25 grote terts-klokken, Eijsbouts), Groningen - Martinitoren (1662/1984, 52 klokken, Van Trier/Hemony/Eijsbouts), Heiligerlee (1965/ 68, 49 klokken, Van Bergen), Middelstum (1661/62/1949, 30 klokken, Hemony/Eijsbouts), Veendam (1958/83, 42 klokken, Van Bergen/Eijsbouts) en Winschoten (1946/97, 49 klokken, Van Bergen/Petit & Fritsen).
[Rots]
Lit.: A. Lehr, Van paardebel tot speelklok, de geschiedenis van de klokgietkunst in de Lage Landen (Zaltbommel 1981); A. Lehr, J.W.C. Besemer, Zingende Torens. Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel (Zutphen 1994).