Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Bruggen

betekenis & definitie

Door de vele waterwegen heeft de provincie Groningen van oudsher veel bruggen. Er zijn ruwweg drie gebieden te onderscheiden: het marengebied, de Veenkoloniën en de rest van de provincie, waarvan de stad het belangrijkste gebied vormt.

Kenmerkend voor het marengebied zijn vaste hooggelegen bruggen met landhoofden met kubbestijlen en wulfmuren.Vanwege de vroegere scheepvaart en scheepsbouw bezaten de Veenkoloniën veel beweegbare bruggen (ophaal- en draaibruggen).

In de rest van de provincie overheerste niet een bepaald type brug; de stad Groningen is daarvan het fraaie voorbeeld. Hier vindt men bijna alle soorten bij elkaar.

Doordat de wegen vroeger minder goed waren dan tegenwoordig, verliep veel vervoer over water. Goederen werden meestal over water naar de stad getransporteerd. Door de toename van de bevolking en de industrialisatie werd het land- en scheepvaartverkeer drukker en moesten bruggen aangepast worden aan de veranderende eisen. Dit betekende dat men er in de tweede helft van de 19de eeuw toe overging om vaste bruggen op de gebruikelijke doorvaartroutes te vervangen door beweegbare. Deze bruggen werden vooral in de eerste helft van de 20ste eeuw vervangen door zwaardere vanwege het toenemende verkeer.

De oudste soort brug is de vonder of vlonder, een over een water gelegde balk. In de Middeleeuwen kwamen de vaste boogbrug en de ophaalbrug op. Een voorbeeld van een oude boogbrug is de Aduarder Steentil. Begin 18de eeuw kwam de houten draaibrug in zwang. Het oudst aanwijsbare voorbeeld daarvan is de Visserbrug (vroeger Kranebrug geheten) in Groningen uit 1764. De opkomst van het ijzer gaf nieuwe mogelijkheden.

De uit 1852 stammende ijzeren Kranedraaibrug en de ongeveer 120.000 kilo wegende gietijzeren Abrug uit 1854 zijn voor Groningen twee vroege voorbeelden hiervan. De basculebrug is de directe opvolger van de ophaalbrug. Het principe is hetzelfde, alleen heeft de basculebrug geen bovenbouw. Het gewicht zit in het achterstuk van de klap onder het wegdek in een kelder. Dit principe werd omstreeks 1870 al toegepast in de provincie Groningen. Een in de provincie Groningen minder gebruikelijk type is de hefbrug.

Het nadeel van dit type is de beperkte doorvaarthoogte. Over het Van Starckenborghkanaal zijn nog verschillende hefbruggen, zoals die bij Dorkwerd, Aduard en Zuidhom. De tuibrug komt in Groningen weinig voor maar de fietsbrug van de Korrewegbrug is daarvan een voorbeeld (gebouwd begin jaren ’90). De Korrewegbrug is bovendien om nog een andere reden bijzonder, want het is een voor Nederland zeldzaam type brug, namelijk een pontondraaibrug.

Een tegenwoordig nog weinig voorkomend type brug is het hoogholtje, dat vroeger veel voorkwam in het gebied rond Hoogezand en Sappemeer. Het hoogholtje is een hoog opgaande brug, alleen geschikt voor fietsers en voetgangers. Nog bestaande voorbeelden zijn het Jeneverbruggetje in Winsum en het Noorderhooghout in Sappemeer.

De stad Groningen beschikt tegenwoordig over een aantal opmerkelijke, nieuw vormgegeven bruggen, zoals de Werkmanbrug (1994) van Mendini en de Abel Tasmanbrug (1999) van Maarten Schmitt.

[Van Roekel]

Lit.: J. van Roekel, Y. Aaltink en E. van der Werff, Groningen overbrugd, dertig en één bijzondere bruggen in de stad en provincie Groningen (Groningen 1998).

< >