(Amsterdam 1785 - Sappemeer 1859) Studeerde theologie in Amsterdam en Göttingen. Hulpprediker in Amsterdam en luthers predikant in Wildervank (1814), Delft (1817) en Sappemeer (1819-1851, emeritaat).
Bange schreef verschillende stichtelijke werken, onder andere Hebben de zielen der afgestorvenen kennis van, en werking op onze, na hunnen dood voorgevallen omstandigheden? (1819) en Het boek der natuur, opengeslagen voor alle vereerders van God en Godsdienst (1839). Hij vertaalde ook ‘sichtwerken’ uit het Duits. Hij is in Groningen vooral bekend geworden om zijn strijd tegen het dragen van oorijzers, eerst met zijn geschrift Het vaarwel aan de Oorijzers (1856) en vervolgens met zijn aandeel in de daaropvolgende pennenstrijd tussen voor- en tegenstanders.
Lit.: J. Loosjes, Naamlijst van predikanten, hoogleeraren en proponenten der Luthersche Kerk in Nederland. Biographie en Bibliographie (’s-Gravenhage 1925) 13.
