Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Baksteen

betekenis & definitie

Uit klei gebakken steen, die in de provincie Groningen vaak warmrood van kleur is. Dit laatste geldt dan vooral voor de zeer grote stenen die in de Middeleeuwen werden vervaardigd en die ook wel ‘kloostermoppen' worden genoemd.

Dit, omdat men aanneemt dat de kloosterorden een voortrekkersrol hebben vervuld bij de introductie van de baksteen in de 12de eeuw. De kerken van Eenum, Marsum en Oosterwijtwerd kunnen als de oudste bakstenen kerken van Groningen worden beschouwd, terwijl ook de kerken van Marum en Midwolde en de koren van Noordwolde en Tolbert vroege voorbeelden van baksteenbouw zijn.De stenen werden in de Middeleeuwen vaak ter plekke gebakken in veldovens, later in grote regionale steenbakkerijen. De rode kleurstelling van de Groninger stenen wordt door ijzerhoudende stoffen in de klei veroorzaakt: hoe meer ijzer, hoe donkerroder de steen. Overigens kunnen de toegepaste kleisoorten onderling zeer sterk verschillen. De oudste baksteenformaten hebben het gemiddelde formaat van de tufsteen: ongeveer 30 x 15 x 9 cm (Marsum, Oosterwijtwerd en Wirdum). Later werden de formaten doorgaans kleiner.

Niet alleen voor het opgaand muurwerk, ook voor gewelven en vloeren werd baksteen gebruikt. De steenbakkerskunst leidde tot variatie in vormen: zo worden vensters en nissen door gebakken profielstenen omlijst.

Lit: W.J.A. Arntz, ‘De middeleeuwse baksteen’, Bulletin KNOB 70 (1971) 8-103; H. Haiduck, Kirchenarchaologie. Beginn und Entwicklung des Kirchenbaues im Küstengebiet zwischen Ems- und Wesermündung bis zum Anfang des 13. Jahrhunderts (Aurich 1992); E.J. Haslinghuis en H. janse, Bouwkundige termen.

Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie (Leiden 1997): J. Hollestelle, De steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560 (Arnhem 1961).

< >