Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

vaccin

betekenis & definitie

Vloeistof die de dokter in je lichaam spuit zodat je daarna de infectieziekte waartegen dat vaccin gericht is niet meer kunt krijgen (uitspraak: vak-SÈ).

De vaccinvloeistof die wordt ingespoten, bestaat uit een mengsel van gedode of verzwakte bacteriën of virussen of van onderdelen daarvan.

Kijk ook bij vaccinatie, dktp-vaccin, bmrw-vaccin, HPV-vaccin.