Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Systematische Theologie

betekenis & definitie

1. Deze benaming is in engeren en in ruimeren zin gebruikt.

In engeren zin genomen, werd er de Dogmatiek mee bedoeld. Zoo noemde Charles Hodge zijn bekend dogmatisch standaardwerk nog Systematic Theology; in ruimeren zin gebezigd werd er mede aangeduid:a. die groep van theologische vakken, welke wij op het voetspoor van Kuyper de dogmatologische noemen en die door Doedes in zijne Encyclopedie2 „de dogmatische Theologie” geheeten wordt. Zoo deed bijv. G. Heinrici, die onder den titel „Die systematische Theologie” in zijne Encyklopadie de Dogmatiek, de Philosofie der religie, de Apologetiek, de Ethiek, de wijsgeerige hulpwetenschappen: de Logica en de Psychologie, en de geschiedenis der Apologetiek, Polemiek, Dogmatiek en Ethiek behandelt,
b. De Dogmatiek, de Apologetiek, de Polemiek, de Ireniek, de Symboliek, de Moraal-Theologie, de Pastoraal-Theologie en het Kerkrecht. Op deze wijze gaat de Roomsche hoogleeraar H. Kihn te werk in zijn veel gebruikt boek Encyklopddie und Methodologie der Theologie.

Het verdient echter geen aanbeveling om van systematische en nog veel minder van wijsgeerige (gelijk ook wel geschiedt) Theologie te spreken. In den ruimsten zin van het woord beteekent systematisch, dat men de dingen niet door elkander wart maar ze in goede orde en in hun innerlijken samenhang uiteenzet. Maar zoo moet men altijd op wetenschappelijk gebied handelen en zoo zou dus de term „systematisch” niets zeggend zijn. In minder ruimen zin kan men onder systematische vakken verstaan die vakken, die geen feiten maar ideeën tot voorwerp hebben en zich daarom bij uitstek tot eene ordelijke behandeling leenen, ja, bij eene niet-systematische behandeling nimmer goed tot hun recht komen. Maar dan zouden bijv. ook het Kerkrecht, de Hermeneutiek enz. tot deze groep moeten gerekend worden en dat wil men van Protestantsche zijde toch ook weer niet. In nog minder ruimen zin is systematische of stelselmatige Theologie, naar het vroegere spraakgebruik, inzonderheid die Theologie, waarin de Dogmatiek, de in systeem gebrachte kennisse Gods, de hoofdzaak is. Maar juist omdat dit zoo is, verdient de benaming „Dogmatische Theologie” of „Dogmatologische groep” de voorkeur, omdat zij doet denken aan heel dat deel der Theologie, dat met het dogma in betrekking staat en dus niet alleen aan de Dogmatiek.

2. De Systematische Theologie genomen in den zin van Dogmatologische groep wordt o.i. door Kuyper in zijn magistrale Encyclopaedie terecht aldus ingedeeld:
A. De diathetische vakken: Symboliek, Historie van het Dogma met de Patristiek en Statistiek der dogmatische ontwikkeling;
B. de thetische vakken: De Dogmatiek en de Ethiek;
C. de antithetische vakken: De Polemiek, de Elenctiek en de Apologetiek.

Bij al deze vakken is het van het grootste belang de voorhanden stof goed door te denken en ze zoo systematisch mogelijk uiteen te zetten.

3. Vooral in het gewone spraakgebruik wordt onder Systematische Theologie verstaan, wat wij liever de Dogmatiek noemen. Eeuwen lang heette de Dogmatiek eenvoudig Theologie. Maar toen de stof, waarmede de theologische wetenschap zich bezighield, steeds omvangrijker werd, ging men spreken van literarische, historische, practische en systematische Theologie. De fout bij de benaming „systematisch” was, dat men haar niet ontleende aan den inhoud of het voorwerp van dit studievak, maar aan een functie van ’s menschen geest. God gaf ons in den Bijbel geen Dogmatiek in het klein. Hij openbaarde ons wel de waarheden of de leer des geloofs. Nu kon de Theologie niet nalaten alles wat in de Heilige Schrift op die waarheden betrekking heeft bijeen te brengen en het te ordenen ; de eenheid en het verband tusschen de geloofswaarheden op te sporen; en ze als één organisch geheel systematisch uiteen te zetten. De systematische functie van ’s menschen geest bracht dit vanzelf mee. En God Zelf heeft ’t ook alzoo gewild. Maar nu is het onjuist, dit gewichtige studievak niet naar zijn object (de waarheid Gods) maar naar een functie van onzen geest te noemen.
4. Voor twee gevaren heeft de systematische (dogmatische) Theologie op haar hoede te zijn. Ten eerste voor het gevaar, dat men te weinig hecht aan systematische uiteenzetting van dein de Schrift geopenbaarde waarheden des geloofs. Velen huldigen in onzen tijd deze gedachte. Wij zeggen niet meer als het voorgeslacht, dat het Christendom een wel omschreven leer omtrent God en Goddelijke dingen meebrengt. Het is zelfs bedenkelijk om van een bepaalde leer van Jezus te spreken, omdat „leer” ons altijd eenigszins doet denken aan een stelsel. En Jezus heeft juist geen systeem gebracht. Hij is veeleer zelf het levende systeem, waarin alles zijn bestand heeft. Wel hebben we een onderwijs van Jezus, waarin ons de verklaring van Zijn Persoon en werk gegeven wordt, maar Zijn woorden zijn te onopzettelijk en te weinig samenhangend om van een leer of een in elkaar sluitend stelsel van begrippen te kunnen spreken. Weerkennen, dat ’t met de apostelen eenigszins anders staat, omdat hun onderwijs en hun prediking reflectie is over hetgeen ze van den Christus gehoord hadden. Maar tot deze reflectie drong hen de werking, die van den levenden Christus in hunne harten uitging. Hun mondelinge en schriftelijke prediking was alzoo de vertolking van wat ze ervaren en getast hadden van het Woord des levens. Als geloof is het Christendom dus noch een subjectieve leer noch een bloot objectieve historie maar een onzichtbaar en ondoorgrondelijk leven. Een Dogmatiek mag daarom geen systeem aanbieden. Ze heeft slechts in woorden te verklanken, wat we in ons hart ervaren van de gemeenschap met God in Christus. Ze put haar stof slechts in zoover uit de Heilige Schrift als de profeten en de apostelen het leven, dat uit God is, beter in woorden gebracht hebben dan wij het vermogen. Tegen deze voorstelling hebben we ernstige bezwaren. Tegen haar geldt reeds, dat èn de Heere Jezus èn de apostelen meermalen het woord „leer” gebruikt hebben. Voorts dat God ons in Zijn Woord wel degelijk de waarheid heeft geopenbaard en wij dus geroepen zijn, die waarheid in te denken en systematisch uiteen te zetten. Ook dat men het Evangelie nimmer prediken kan zonder een leer te brengen. Natuurlijk is ’t tot zaligheid niet voldoende deze leer alleen met een historisch geloof aan te nemen. Wedergeboorte is onmisbaar. Maar aan de kerk en aan de Theologie werd de verheven taak toevertrouwd, uit den Bijbel de waarheden des geloofs onder de leiding des Geestes naar voren te brengen.

Het tweede gevaar, waarvoor we ons moeten wachten, is dat der overdrijving. Allerlei spitsvondige en weinig beteekenende quaesties mogen niet breed worden uitgesponnen. Vergeten mag nooit, dat wij in de Dogmatiek altijd weer voor mysteriën geplaatst worden, en dat wij niet wijs mogen willen zijn boven hetgeen ons eindig en beperkt verstand bevatten kan. Ongeoorloofd is het ook uitspraken der Heilige Schrift om te buigen naar een vooropgezette opinie, gelijk bijv. Scholten deed, toen hij uit de waarheden des Bijbels en de Gereformeerde belijdenisschriften zijn Determinisme zocht te bepleiten. Ten laatste kan zonder persoonlijk geloof en zonder de leiding des Qeestes de Theologie nooit recht beoefend.

Dan, als we ons voor beide gevaren wachten, is de systematische Theologie een prachtige wetenschap en een rijke gave Gods aan Zijn kerk en Zijn volk.

< >