Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sulfer

betekenis & definitie

Dit woord komt slechts in het Nieuwe Testament voor. In Luc. 17 : 29 in verband met Sodoms ondergang: het regende vuur en sulfer van den hemel.

Sulfer is waarschijnlijk het onzijdig bijvoegelijk naamwoord van een Grieksch woord dat goddelijk beteekent. Sulfer is dan een goddelijk iets waaraan de kracht wordt toegekend om van besmetting te reinigen. De mannen op de paarden in het visioen van Openb. 9:17 en 18 gezeten droegen sulfervervige borstwapenen, d. i. zwavelvervig, dus geelachtig. Verder wordt dan in vs 17 en 18 van sulfer gesproken dat uit de monden der paarden ging. Sulfer is gelijk zwafel. In Openb. 14 : 10 zal het beest gepijnigd worden met bloed en sulfer.

Beelden van pijn en benauwing. Het vuur zinnebeeld van smart en lijden. Zwavel (sulfer) vergiftigt den dampkring, maakt de ademhaling onmogelijk, doet stikken. Beeld van geestelijke bangheid, benauwing, schrik en wroeging (de poel des vuurs, die met sulfer (zwafel) brandt, Openb. 19 : 20; 20 : 10; 21 : 8). Vuur en sulfer worden in de Openb. telkens te samen genomen. Branden met sulfer (zwafel)! Zwafel geeft rook (Openb. 9 . 17, 18; 14 : 10, 11) en het branden van sulfer beteekent derhalve, dat alle licht zal ontbreken, en dat de ademhaling belemmert zal zijn, d. w. z. dat alle levensvreugde zal worden gemist, en onmogelijk zijn, en enkel weedom zal als het ware doen stikken van benauwdheid.

< >