Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sfinx

betekenis & definitie

Onder „de sfinx” verstaan we den ontzaglijken leeuw met den koningskop (73.5 Meter lang, 20 Meter hoog), die als de rustig neerliggende bewaker van de heilige omgeving van de tweede pyramide — die van Chefren — bij het huidige Gize ten Westen van Kaïro nog steeds de bewondering van den reiziger gaande maakt. Hij is door Chefrens architecten gebouwd uit de steenmassa, die zijn voorganger Cheops bij het bouwen van zijn pyramide en de daarbij liggende graftomben (mastaba’s) midden in de steengroeve, welke hij voor dat doel vlak bij zijn pyramide had gemaakt, om de een of andere reden, waarschijnlijk om de mindere bruikbaarheid van deze natuursteen, onaangeroerd had gelaten.

Zoo ontstond midden in een groote kuil deze ten deele uit geelachtige kalksteen gehouwen dier-mensch-figuur, die men later hield voor een beeld van den zonnegod en daarom Harmachis d.i. Horus aan den horizon noemde.De koningskop, die oorspronkelijk ook met den bekenden puntbaard versierd was, is omwikkeld met den hoofddoek, waaruit de uréus of koningsslang omhoog kronkelt, teeken van goddelijke wijsheid. Voor de borst stond een godenbeeld, waarvan nog eenige sporen te ontdekken zijn.

Herhaaldelijk is de sfinx door het woestijnzand begraven en daarna weer bevrijd. Dit laatste deed reeds Thotmes IV (1420—1411 v. Chr). In den tijd der Ptolemeën of dien der Romeinsche keizers is hij opnieuw uitgegraven. Daarvan spreekt nog een altaar tusschen de voorpooten. Het laatst is hij uitgegraven in 1925/26, waarbij kop en leeuwenlijf eenige reparatiën moesten ondergaan, gevolg bovenal van het schijfschieten der Mamelukken.

Dergelijke wachters van het heiligdom, maar dan van kleine afmeting, vinden we in dubbele rij in de sfinxenallee van Karnak.

< >