(Ook wel çalat gespeld.) Is één der vijf hoofdplichten der Mohammedanen. Door Mohammed zelf „de pilaar van den godsdienst” en „de sleutel van het paradijs” genoemd.
Wordt minder juist wel gehouden voor „het gebed” der Mohammedanen; want de salat is veeleer eerbiedige huldiging van Allah dan wel gebed tot Hem; van het vrijwillige gebed is de salat daarin onderscheiden, dat zij op vaste tijden van den dag, volgens de voorgeschreven vormen, en na voorafgaande voorbereiding (reiniging) geschieden moet.Vijf malen per dag moet de Mohammedaan de salat doen: vóór zonsopgang,’s middags, vóór zonsondergang, na zonsonnergang, en als hij gaat slapen. Bij zonsopgang en zonsondergang is zij verboden.
Alle vormen moeten zorgvuldig in acht genomen: hij zal zijn bidkleedje spreiden op den grond, zijn muilen uittrekken, en rechtop staan met de armen langs het lijf en met neergeslagen oogen; daarna de handen brengen aandeooren, de handen over elkaar leggen en een diepe buiging maken; vervolgens zich weer oprichten en zich dan met het voorhoofd op de aarde werpen; 16 maal zal hij een andere houding aannemen, sommige, zooals het buigen met het voorhoofd ter aarde, moet hij daarbij meermalen herhalen. Wordt er ook maar één vergissing gemaakt, dan meet van voren af weer begonnen worden; Allah zou zulk een verwaarloozing nimmer verdragen.
Over de voorbereiding (reiniging) zijn boeken vol geschreven, met beschrijvingen van de wijze, den tijd en het gevolg van de wasschingen met water, of zoo dat ontbreekt, met zand. Eerst na behoorlijke reiniging van verschillende lichaamsdeelen, naar de voorgeschreven regels, mag een Mohammedaan zich schikken tot de salat.
Een onmisbaar vereischte voor de rechte salat is, dat zij geschiedt in de goede richting, dat is naar de Kaaba te Mekka. Vele Mohammedanen hebben op reis een zakkompas bij zich om mogelijke vergissing te voorkomen. De bij de saial te gebruiken woorden zijn gedeelten uit den Koran, die aanbidding, belijdenis en gebed om leiding bevatten.
Van dit trouw aan Allah gebrachte eerbetoon verwacht de Mohammedaan, evenals van de stipte vervulling der andere plichten, Allah’s gunst, in dit en het toekomende leven.
Een moeilijke bezigheid is de salat niet, omdat „zielewerkzaamheden” er niet bij behoeven te zijn.