Geboren te Groningen 22 November 1760, gestorven te Amsterdam 16 Augustus 1825. Sedert 1795 Waalsch predikant te Amsterdam, bekend om zijn liefde voor het Joodsche volk.
Da Costa herinnerde zich op lateren leeftijd nog, hoe hij in zijn jeugd meermalen Ds Chevallier op den grooten verzoendag met belangstelling de synagoge had zien bezoeken. In zijn prediking drong hij er steeds op aan, dat men Oud en Nieuw Testament toch niet van elkander zou scheiden.
Op 19 December 1824 mocht hij de vreugde genieten om twee dochters uit Israël, Da Costa’s schoonmoeder, mevrouw Belmonte, en haar oudste dochter Esther, in de Groote Walekerk te Amsterdam te mogen doopen. Ter gelegenheid van zijn overlijden hield de Jodenzendeling Thelwail 4 September 1825 een gedachtenispredicatie: Gedenkt uwer voorgangeren, waarin een noot op blz. 46 vermeldt, hoe Chevallier eens ter gelegenheid eener receptie ten hove, den opperrabijn der Portugeesche Joden, een oud man, met wien hij vriendschappelijk omging, met moeite de trappen van het paleis van koning Lodewijk zag opstijgen.
Met hartelijkheid kwam hij hem tegemoet, en vriendelijk bood hij hem zijn arm ter ondersteuning aan, zeggende: „Het Oude en Nieuwe Testament behooren immers bij elkander”. Chevallier was ook vele jaren secretaris van het Nederlandsch Bijbelgenootschap.
Zijn zoon, Mathile Jacques, huwde in 1830 met Da Costa’s schoonzuster Esther, en vertaalde in 1837 de bekeeringsgeschiedenis van doctor A. Capadose.
Hij was een der vertrouwdste vrienden van Da Costa.