Het karakter van onfeilbaarheid komt eigenlijk uitsluitend toe aan de Heilige Schrift. Deze is theopneust, geïnspireerd door den Heiligen Geest, gelijk zij zelve betuigt (2 Tim. 3 : 16), en daar dit de Geest der waarheid is, is elke mogelijkheid van dwalen daarmede vanzelf uitgesloten.
Deze onfeilbaarheid mag dus niet beperkt worden tot den relig:eusethischen inhoud des bijbels. Zij heeft betrekking op de volledige Schriften in haar geheel en in de deelen, Gods Woord is niet in de Schrift, maar de Schrift is Gods Woord.
Daardoor is dé bijbel een éénig-soortig boek, het staat als de blanke waarheid met Goddelijk gezag onder de bonte veelheid van menschelijke meeningen, die zich voortdurend wijzigen. (Zie verder onder Ingeving.) Onfeilbaarheid wordt doorde RoomschCatholieke kerk voorts ook aan den paus toegekend. Reeds vroeg stond de bisschopszetel te Rome in hoog aanzien, de apostel Petrus zou hem 25 jaren lang bezet hebben volgens de onbetrouwbare Roomsche traditie, aleer hij den martelaarsdood stierf.
De latere bisschoppen verkregen zoo vanzelf als vermeende opvolgers van Petrus een groeiend gezag, dat in den paus het toppunt bereikte. Christus had aan de apostelen den Heiligen Geest beloofd, die hen in de waarheid zou leiden, waardoor zij in hun prediking inderdaad onfeilbaar werden.
Onder die apostelen nam Petrus stellig een vooraanstaande plaats in. En waar de paus zich één der directe opvolgers van Petrus noemde, werd ook hem onfeilbaarheid toegeschreven.
Natuurlijk niet in alle willekeurige dingen, noch als privaatpersoon, doch aleen in geloofs- en zedezaken, en dan alléén wanneer hij ambtelijk als paus of hoofd der kerk sprak d. w. z. ex cathedra of van zijn leerstoel. Het Vaticaansche concilie van 18 Juli 1870 maakte de pauselijke onfeilbaarheid tot een dogma, waaraan alle kerkleden moeten gelooven.
Op de Heilige Schrift is dit leerstuk zeker niet te gronden.
Het rust op een onbetrouwbare overlevering aangaande Petrus en miskent het groote feit, dat de apostelen een gesloten kring vormden van een geheel eigen karakter; zij waren in hun ambt onfeilbaar en konden wonderen doen ter bevestiging van hun leer.
Na den dood van den laatsten apostel is er nooit een ander geweest. Daarom is het ongeoorloofd hun bijzondere hoedanigheden over te brengen op hen, die zich hun opvolgers in rechte lijn noemen zonder het waarlijk te zijn.