Naam van den slaaf, die zijn heer, Filemon, te Colosse ontliep. Welke redenen hij daarvoor had, weten we niet, maar deze zullen zeker niet gelegen hebben in de slechte behandeling, die hij van Filemon had ondervonden.
Immers, allicht zou Paulus er dan wel iets van gezegd, althans dezen niet zoo geprezen hebben in den hartelijken brief, dien hij hem schreef (zie het art. Filemon).
Hoe dit zij, Onesimus vluchtte naar Rome, kwam daar in aanraking met den apostel Paulus, en werd door diens arbeid onder den zegen des Heeren tot het geloof in Christus gebracht. Paulus zond hem naar zijn heer terug, en gaf hem een aanbevelingsbrief meê, bestemd niet alleen voor Filemon en zijn gezin, maar voor heel de gemeente, die te zijnen huize samenkwam.
Daarin zegt de apostel niet, dat Onesimus thans geen slaaf meer is, maar hij stelt in het licht, dat deze door zijn bekeering in een gansch andere en veel inniger verhouding tot Filemon is komen te staan, en hem nu beide, in het vleesch en in den Heere, d. i. als slaaf en als broeder, van dienst kan zijn. In Col. 4 : 9 noemt Paulus Onesimus „den getrouwen en geliefden broeder, welke uit de uwen is”.
