In de oude kerk werden verschillende kerkelijke samenkomsten van ambtsdragers gehouden. Men noemde ze synoden.
Eerst had men provinciale synoden. Daarboven stonden de metropolitaan-synoden.
Deze stonden onder de leiding van een metropolitaan. Dan volgden patriarchale synoden, waar een patriarch voorzitter was.
Deze heetten ook wel nationale synoden. Nog hooger stonden de generale synoden.
Dat waren synoden, waar een gedeelte van alle kerken uitgenoodigd was, bijv. de Oostersche of de Westersche kerk. Eindelijk hield men oecumenische synoden of conciliën.
Oecumenisch is afgeleid van het Grieksche woord oixovpévr) d. w. z. de bewoonde wereld. Oecumenische conciliën waren dus zulke conciliën, waar alle kerken van de wereld uitgenoodigd waren.
De eerste oecumenische conciliën waren de volgende:325. Eerste oecumenische concilie te Nicea.
381. Tweede oecumenische concilie te Constantinopel.
431. Derde oecumenische concilie te Efese.
451. Vierde oecumenische concilie te Chalcedon.
553. Vijfde oecumenische concilie te Constantinopel.
692. Zesde oecumenische concilie te Constantinopel.
787. Zevende oecumenische concilie te Nicea.
Constantijn de Groote riep het eerste oecumenische concilie bijeen. Dat recht behield de keizer voor zich. De staat reserveerde zich zijn rechten (jus in sacra) door een keizerlijk commissaris, die het concilie opende namens den keizer met het voorlezen van een keizerlijk edict. De besluiten, welke op zulk een oecumenisch concilie genomen werden, droegen verschillende namen. In het algemeen heetten zij definitiones of uitspraken. Zagen deze op het geloof, dan noemde men ze dogmata of leerstellingen.
Zagen ze op de belijdenis dan sprak men van symbola of belijdenisgeschriften en zagen ze op de kerkregeering, dan sprak men van canones of regelen. Stemgerechtigd waren op die conciliën alleen de bisschoppen, die zich echter ook door anderen (bijv. door diakenen) konden laten vertegenwoordigen. De bisschoppen van Rome zonden doorgaans legaten d. w. z. afgezanten.
Na de groote scheuring in de Roomsch-Catholieke kerk in 1054, waardoor een Oostersche of Grieksche kerk naast een Westersche of Roomsch-Catholieke optrad, kon men moeilijk meer van oecumenische conciliën spreken. Rome beschouwt echter de Oostersche kerk als een schismatieke kerk. Na de door ons reeds genoemde zeven oecumenische conciliën worden verder door de Roomschen genoemd:
869. Achtste oecumenische concilie te Constantinopel.
1123. Negende oecumenische concilie le lateraansche.
1139. Tiende oecumenische concilie 2e lateraansche.
1179. Elfde oecumenische concilie 3e later aansche.
1215. Twaalfde oecumenische concilie 4e lateraansche.
1235. Dertiende oecumenische concilie le Lyonsche.
1274. Veertiende oecumenische concilie 2e Lyonsche.
1311—1312. Vijftiende oecumenische concilie te Viènne.
1414—1415. Zestiende oecumenische concilie te Constanz.
1431—1449. Zeventiende oecumenische concilie te Basel.
1512—1517. Achttiende oecumenische concilie 5e lateraansche.
1545—1547 en 1551—1552. Negentiende oecumenische concilie te Trente.
1869. Twintigste oecumenische concilie te Rome. Vaticaansche concilie.
Aanmerking. Het algemeen concilie te Pisa (1407) wordt niet onder de oecumenische gerekend. (K. J. (v.) Hefele, Conciliëngeschichte 7 Bdn.)