Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Nieren

betekenis & definitie

De nieren liggen ter zijde van de wervelkolom achter in de buikholte, dus diep verborgen. Meestal zijn ze omgeven door het z.g. niervet.

Ze zijn bruin van kleur en hebben den vorm van een boon; de holle zijden zijn naar elkaar toe gekeerd. Naar elke nier gaat een slagader, een tak van de groote lichaamsslagader, die voor de wervelkolom ligt.

In de nier vertakt die slagader zich in al fijner vaatjes; de fijnste vaatjes vormen in het buitenste of de schors van de nier kluwentjes; door deze kluwentjes wordt de urine afgescheiden in zeer fijne kanaaltjes. Deze kanaaltjes vereenigen zich tot eenige grootere buizen, die uitmonden in het nierbekken, een holte gelegen aan de holle kant der nier.

Uit het nierbekken loopt de urine door de beide urineleiders druppelsgewijs naar de blaas. Het bloed dat langs een slagader de nier binnenkomt, verlaat deze weer door een ader.

Er stroomt zeer veel bloed geregeld door de nieren.In de nieren wordt het bloed gezuiverd van allerlei schadelijke bestanddeelen (stofwisselingsproducten), die met de urine uit het lichaam verwijderd worden. Zijn de nieren z'ek, dan kunnen ze hun plicht niet doen: het gevolg daarvan kan zijn. dat die schadelijke stoffen in ’t lichaam achterblijven en den lijder zoo vergiftigen, dat hij bewusteloos wordt en sterft; maar daarbij kan het ook gebeuren, dat er te veel water in het lichaam achterblijft (waterzucht).

Wanneer één nier weggenomen moet worden en de andere is gezond, dan kan deze het werk van de andere overnemen en dus dubbelen arbeid verrichten, zoo groot is het aanpassingsvermogen van ons organisme.

In de Heilige Schrift is soms van nieren sprake in letterlijken zin, vooral bij de offeranden van dieren (Lev. 3 : 4 en 4 : 9). Maar meestal worden deze organen in zielkundigen zin genoemd als oorsprong en zetel van de innerlijkste gevoelens en genegenheden van den mensch. Dit moeten we niet zoo opvatten, alsof een deel van onze ziel gezeteld is in onze nieren, een ander deel, b.v. het verstand in ons hoofd, en ons gemoed in ons hart; dan denken we van onze ziel te stoffelijk. Onze ziel is een ondeelbaar wezen. Maar wel mogen we aannemen, dat onze ziel niet alleen ons lichaam in stand houdt en regeert, maar dat oók verschillende organen in nauwer verband staan met verschillende functies (werkzaamheden) van onze ziel. Bovendien, de nieren liggen zoo diep verscholen achter in onze buikholte, het zijn daar de diepst liggende organen; zoo ook worden de diepste roerselen van onze ziel aangeduid door het woord nieren.

Die nieren worden geprikkeld en pijnlijk aangedaan door den voorspoed der goddeloozen (Ps. 73 ; 21) en gespleten van smart door onheil en tegenspoed (natuurlijk niet in letterlijken maar in dichterlijken, figuurlijken zin) (Job 16 : 13). Zij zijn de zetel van het diepste verlangen (Job 19 : 27) en van de innerlijkste vreugde (Spr. 23 ; 16). Zij onderwijzen (waarschuwen, vermanen en bestraffen) ook den vrome des nachts, als hij in stilte bij zichzelven vertoeft en in het diepst zijner ziel de stem Gods hoort (Ps. 16 : 7).

Als de Schrift dan ook te kennen wil geven, dat er in het verborgenste wezen van den mensch volstrekt niets voor God verborgen is, dan getuigt zij, dat de Heere de harten en nieren ziet en kent, proeft en doorgrondt (Jer. 11 : 20; 17 : 10; 20 : 12; Ps. 26 : 2; Openb. 2 : 23). En terwijl de rechtvaardige bidt, dat God zijn hart en nieren onderzoeken zal (Ps. 7 :10; 26 : 2) wordt van den goddelooze gezegd, dat God wel nabij is in hunnen mond, maar dat hij verre is van hunne nieren (Jer. 12 : 2). (Bavinck, Bijbelsche en religieuze psychologie).

< >