Het Hebreeuwsche woord beteekent onze akkerboon (lupina) met welriekende, witte, zwartgevlekte bloesems en peulen, die dikke voedzame korrels in zich bevatten. Zij was een voornaam voedingsmiddel der armere Israëlieten en werd bovenal ook vaak met ander meel van koren vermengd.
In 2 Sam. 17 : 28 werden boonen door Barzillaï naar Davids leger gebracht; in Ezech. 4 : 9 zijn zij onder het brood, waarmede Zacharias de duurte in de aanstaande belegering van Jeruzalem moest afbeelden.