Eén der Maskarenen, Oostelijk van Madagaskar. Door de Portugeezen in 1507 ontdekt, een tijd lang in bezit van onze OostIndische Compagnie, van 1715—1810 Fransch, en na dien Britsch.
De Franschen bevolkten het schoone en vruchtbare eiland vanuit het nabijgelegen Réunion met lieden uit Madagaskar en met Kreolen, en brachten de suikerriet-cultuur tot groote ontwikkeling. De godsdienst werd een oppervlakkig en zwaar verwaarloosd katholicisme.
Om de cultuur te kunnen voortzetten na de vrijmaking der slaven (de Kreolen staakten), moesten koelies van elders aangevoerd worden; Hindoe-koelies kwamen er van 1843—1860 ten getale van 274.000, van wie er slechts 49.000 naar hun vaderland terugkeerden; daardoor vooral is de bevolking nog al bont geworden.
Te midden van de door de Roomsche Missie bezette eilanden Oostelijk en Noordelijk van Madagaskar is voor de Protestantsche zending Mauritius nog van eenige beteekenis (met de Seychellen, óók Britsch): vanwege het Londensch Zendingsgenootschap begon in 1814 zendeling Lebrun, die, met hulp van zijn twee zonen, een halve eeuw (pl.m. 1865) arbeidde, en een gemeente van 3000 zielen verzamelde, die nh het zich terugtrekken van het Londensch Zendingsgenootschap (1871) zich bij een bestaande Presbyteriaansche kerk aansloot.
De twee groote Anglicaansche Zendingsgenootschappen S. P. G. (Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap) en C. M. S. (Engelsche kerkelijke zending) zijn sinds het midden der vorige eeuw met stelselmatige zendingsactie bezig, voornamelijk onder de Hindoe-koelies; die evenwel door de verschillende „spraken” zeer bemoeilijkt wordt, doch nog wel bevredigende resultaten heeft gegeven.
Overigens houden zij Mauritius maar zwak bezet met weinig zendingskrachten; enkele Inlandsche geestelijken (meest Indiërs) bieden gewenschte hulp.
Drie posten: Port-Louis (hoofdplaats, haven voor suikervervoer), Plaisance en Rose Belle.