Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Martinus Schoock

betekenis & definitie

werd 1 April 1614 te Utrecht geboren en overleed in 1669 te Frankfort aan den Oder. Hij studeerde te Franeker onder anderen onder Amesius, Maccovius en M.

Schotanus. Ook toog hij naar Leiden.

Den 21sten December 1635 werd hij privaat-docent in de rhetorica aan Utrechts Illustre school. Hij was de eerste, die den 29sten Maart 1636 aan Utrechts Hoogeschool promoveerde en wel tot magister artium.

Hier was hij een van de ijverigste en volgzaamste discipelen van Voetius. Evenals zijn mentor was hij beslist gekant tegen iedere ketterij.

Den llden Juli 1638 werd hij tot buitengewoon hoogleeraar in de filosofie benoemd. Hoewel 6 September 1638 geïnaugureerd, werd hij kort daarop professor in de welsprekendheid en in de geschiedenis te Deventer, welke plaats hij in 1640 met Groningen verwisselde, waar hij hoogleeraar werd. in de logica en fysica.

Hier openbaarde hij zich als een feilen anticartesiaan. Plotseling trad er echter tusschen hem en Voetius een groote verwijdering in.

Eigenaardig is het, dat Schoock te Groningen weinig achting genoot.

In 1666 verliet hij eensklaps het Vaderland en werd hij hoogleeraar in de geschiedenis en historiograaf van den Keurvorst van Brandenburg te Frankfort aan den Oder.

Hij was iemand van satyrieken aanleg. Zijn meest bekende werk (hij schreef veel) heet: Liber de bonis vulgo ecclesiasticis dictis, cui acc. de Canonicis speciatim Ultrajectinis.

Voor zijn andere werken zie: Van der Aa’s Biografisch Woordenboek, deel X, 1874, in voce.

< >