I. Mainz (aartsbisdom), gesticht ten tijde van Bonifatius 747, werd in 996 een Keurvorstendom.
Enkele voorname Keurvorsten waren Hrabanus Maurus (847—956), Hatto (891—913), Hatto II, Willigis (875—1011) die van den paus het recht verkreeg om den koning van Duitschland te kronen en die op alle Duitsche en Fransche concilies het presidium bekleedde, Siegfried III, Albrecht van Brandenburg, die Keurvorst was in de dagen der Reformatie, Johann Filipp von Schönborn gestorven 1673, die Mainz versterkte en Erfurt onderwierp. De laatste Keurvorst was Karl Friedrich von Erthal gestorven 1802.
In 1813 vervielen de landen van het aartsbisdom aan Pruisen.II. Mainz (stad). In 38 v. Chr. stichtte Agrippa er het kasteel Moguntiarum. In de nabijheid daarvan ontstond de stad Mainz. Ze werd in 368 door de Allemannen verwoest.
Bisschop Sidontus stichtte haar in de 6e eeuw opnieuw. Tot hoogen bloei kwam de stad onder Bonifatius, die haar tot zetel koos voor een aartsbisschop. Karel de Groote verfraaide de stad en schonk haar vele voorrechten. In het midden der 13e eeuw stond zij aan het hoofd van de Rijngewesten. Door Gutenberg werd zij de wieg der boekdrukkunst. Zij maakte gedurende den 30-jarigen oorlog een veelbewogen geschiedenis door.
In 1801 kwam zij door den vrede van Luneville aan Frankrijk, maar het Congres van Weenen kende haar aan den Groot-Hertog van Hessen toe. In 1866 werd zij een Pruisische vesting en na de stichting van het Duitsche Rijk werd zij een rijksvesting. Zij is een middelpunt van handel en scheepvaart en is een stapelplaats voor de Rijnvaart.