Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bonifatius

betekenis & definitie

I. Bonifatius de heilige.

Zijn naam is afgeleid van „bonum fari” d.i. het goede boodschappen. Hij was een Benedictijner monnik en hij heette eigenlijk Winfried.

Hij werd geboren te Kirton in Engeland (680) en genoot een vrome opvoeding. Zijn godsvrucht had hem reeds den weg gebaand tot vele ambten in de vaderlandsche kerk, maar een onwederstandelijke drang, om aan de Heidenen in Duitschland het Evangelie te brengen, drong hem naar de overzijde van het Kanaal te stevenen.

Hij landde in 716 in Friesland. Ondanks zijn ijver kon Bonifatius in Friesland niet met eenigen zegen arbeiden.

Daarom keerde hij naar zijn vaderland terug. Hij werd daar nu aangesteld tot abt van het klooster Nuthcelle, maar zijn zendingsijver liet hem geen rust.

In 718 stak hij voor de tweede maal het Kanaal over. Hij wendde zich nu tot den toenmaligen paus Gregorius II (715—731) en hij verzocht dezen om reliquieën en een pauselijke volmacht, ten einde in Duitschland het werk der zending ter hand te kunnen nemen.

De paus verleende die volmacht, en als terrein voor den arbeid des Evangelies werd Thüringen aangewezen.

Bonifatius moest niet alleen het Heidendom bestrijden, maar tegelijk de gewoonten van de Iro-Schotsche zending uitroeien.

Zijn arbeid was echter ook nu zonder gevolg. Toen hem de tijding van Radbouds dood bereikt had (719), ging hij weder naar Friesland, waar hij drie jaren aan de zijde van Willebrord arbeidde.

Deze wilde hem gaarne voor zijn arbeidsveld behouden en wees hem aan tot zijn opvolger in het bisdom Utrecht, maar Bonifatius wenschte dat eere-ambt niet.Hij ging nu naar Hessen (722) en daar begon hij zegen op zijn werk te zien. Vele duizenden Heidenen werden er door hem gedoopt. Van dit machtige feit zond hij bericht aan den paus, die hem verzocht naar Rome te komen. Het groote doel van Bonifatius’ arbeid was altoos geweest, de Christenen te brengen onder het oppergezag van den Roomschen stoel. Dat kwam bijzonder aan het licht, toen hij in Rome voor paus Gregorius II een eed aflegde, dat hij alles in het werk zou stellen, om de belangen der kerk en die van den Roomschen stoel te bevorderen. Nadat Bonifatius dezen eed afgelegd had, benoemde de paus hem tot bisschop over Duitschland (723).

Hij ontving aanbevelingsbrieven van Karel Martell en van de Duitsche geestelijkheid, en zoo reisde hij naar zijn arbeidsveld in Hessen en Thüringen. De omverwerping van den dondereik te Giesmar was de profetie van den val des Heidendoms in die streken. In 732 benoemde paus Gregorius III (731—741) hem tot aartsbisschop van Duitschland. Bonifatius ontving nu het recht om in Duitsche landen bisdommen te stichten en bisschoppen te wijden. Door de uitbreiding van zijn arbeidsveld had hij steeds meer werkkrachten noodig en zijn Engelsche vriend, bisschop Daniël van Winchester, zorgde voor de noodige medearbeiders. Tijdens zijn derde verblijf in Rome bewerkte Bonifatius, dat ook de Frankische vorsten Karloman en Pepijn de Korte mede zouden werken, om het oppergezag van den Roomschen stoel allerwegen te doen erkennen.

In 744 stichtte hij het beroemde klooster te Fulda. Slechts enkele jaren bekleedde hij de waardigheid van primas der Duitsche kerk. Hij had toen zijn stoel in Mainz, maar in 754 droeg hij die waardigheid over aan zijn leerling Lullus. Hij ging toen weder naar Friesland, waar hij met tal van zijn medearbeiders bij Murmerwoude in 755 vermoord werd.

Bonifatius is een man geweest, die beheerscht werd door een groote gedachte n.m. de eenheid van de Westersche kerk, welke verloren dreigde te gaan, te herstellen. Hij bezat in hooge mate de gave van organiseeren. Zijn karakter was grooter dan zijn talent. In gaven van verstand en inzicht hebben velen hem overtroffen. In toewijding, ijver en liefde voor de zaak des Heeren hebben weinigen hem geëvenaard. Bonifatius is de vader geweest van de eenheid der Roomsch Catholieke kerk.

II. Bonifatius VIII. Vele pausen hebben den naam Bonifatius gedragen. Onder hen is er een, die van groote beteekenis geweest is. Het was Bonifatius VIII, die den pauselijken stoel bezet hield van 1294—1303. Zijn eigenlijke naam was Benedictus Gaetano.

In 1229 werd hij uit een oud riddergeslacht geboren te Anagni. Onder paus Martinus IV werd hij kardinaal. Hij was een geleerd man, bijzonder bedreven in het kerkelijke recht. Door zijn welsprekendheid oefende hij machtigen invloed uit. Zijn verschijning imponeerde. Hij was hoogmoedig en eerzuchtig.

De ongelukkige paus Coelestinus V nam het besluit, om van de pauselijke waardigheid afstand te doen. Of Bonifatius op dat besluit invloed uitgeoefend heeft, is niet met zekerheid te zeggen. Op 24 December 1294 kwam Bonifatius tot de pauselijke waardigheid. Hij heeft getracht het pauselijk gezag te handhaven tegenover al zijn tegenstanders. Het oude ideaal van Hildebrand lachte hem toe; maar Bonifatius VIII heeft overal, ondanks zijn bekwaamheden, het hoofd gestooten en met hem begint in de Middeleeuwen het verval van het Pausdom.

Achtereenvolgens had Bonifatius moeite met het koningshuis in Napels, maar zijn bemoeiingen leidden tot geen resultaat. Het koningshuis wist zich zelfs tegenover den paus te handhaven. In Duitschland handhaafde Bonifatius zich eenigszins tegenover Albrecht von Habsburg. Denemarken schikte zich niet naar Bonifatius’ wil, evenmin Hongarije en Schotland. Het ergste stiet hij het hoofd in Frankrijk. Daar regeerde Filips de Schoone (1285—1314).

Deze geraakte in oorlog met Eduard I, koning van Engeland. In 1295 wilde de paus als scheidsrechter optreden, maar Filips wees deze pauselijke tusschenkomst van de hand. In plaats dat hij een dienst van Bonifatius wilde aannemen, liet hij zijn vorstelijke hoogheid gelden. Hij legde den geestelijken een oorlogsbelasting op, wat geheel en al in strijd was met het kerkelijk recht. De paus was daarover zoo verontwaardigd, dat hij een bul uitvaardigde Clericis laicos (1296), waarin hij den ban uitsprak over alle leeken, die van de geestelijken belastingen durfden heffen en eveneens over de geestelijken, die ze durfden betalen. Filips wreekte zich door het verbod van gelduitvoer naar Italië.

De aartsbisschop van Rheims maakte den paus duidelijk, dat de geestelijkheid in Frankrijk niet aan de zijde van den paus durfde te gaan staan. Dit maakte den paus wat minder-eischend, maar Filips wilde van geen toegeven weten. Hij nam zelfs den pauselijken legaat als hoogverrader gevangen.

Nu vaardigde Bonifatius een tweeden bul uit Unam sanctam. In dezen bul stond o.a.: het behoort, dat het wereldlijk zwaard onderworpen zij aan het geestelijke en dat de wereldlijke macht aan de geestelijke onderworpen zij. Zelfs ging de paus zoover om te verklaren, dat het geloof aan de absolute macht van den paus voor alle schepselen noodzakelijk was tot zaligheid.

Filips riep nu een vergadering bijeen van Fransche geestelijken, baronnen en juristen. Daar werd uitgesproken, dat de paus, die zich schuldig gemaakt had aan machtsoverschrijding en die bovendien vele schanddaden uitvoerde, voor een algemeen concilie gedaagd moest worden. Allen waren het daarmee eens. Nu sprak Bonifatius het interdict uit over Frankrijk en den ban over Filips, maar de dagen waren voorbij, toen de ban schier alles vermocht. Het nationale gevoel begon in Frankrijk te spreken en daar vermocht Bonifatius niets tegen. Filips zond zijn kanselier Willem van Nogaret naar Anagni en op den dag, toen de bul openlijk afgekondigd werd, liet de koning den paus gevangen nemen.

Het volk bevrijdde hem wel, maar Bonifatius stierf na enkele weken, zonder zijn doel bereikt te hebben. Het pausdom had wel gezegepraald over de Hohenstaufen, maar het werd diep vernederd door de Fransche politiek. Toen begon het verval van de pauselijke heerschappij in de Middeleeuwen.

< >