De voornaamste beek in de vlakte van Megiddo. Volgens sommigen beteekent de naam Kison, „de zich krommende” wegens de vele bochten; anderen (b.v. de beroemde Palestina-kenner G.
Dalman) brengen den naam in verband met Kisjon (blijkens Jozua 19 : 20 een tot het erfdeel van Issaschar behoorende stad, waarschijnlijk het tegenwoordige Tell-el-Kassis). De Kison ontstaat uit kleine beken, die ontspringen op het heuvelland bij Nazareth en op de Westhelling van het gebergte Gilboa; de voornaamste bronrivier is die van En-Gannim.
In vele kronkelingen wendt de rivier zich naar het Noordwesten door de vlakte van Megiddo; dan langs den Karmel (men denke aan het verhaal in 1 Kon. 18 : 40) in een poort tusschen dat gebergte en de uitloopers van het Galileesche bergland; ten slotte in de vlakte van Acco, om ten Noorden van Haifa te stroomen in de Middellandsche Zee.De lengte bedraagt ongeveer 55 K.M.; aan den mond is de breedte 10 a 12 M. Zoowel de breedte als de diepte wisselen sterk met het jaargetijde; in den drogen zomer is het vermogen der rivier (dit is de afvoer in M3 per seconde) zeer gering; maar in den tijd der winterregens kan de stroom zeer aanzwellen. Een groot deel van het neerslagwater in de vlakte van Megiddo bereikt de rivier niet; maar zakt als grondwater in den bodem; hierdoor is het land op verschillende plaatsen moerassig en hebben de Joodsche kolonisten veel moeite gehad, om het land te draineeren. Door die vochtigheid zijn de oevers ook in het droge jaargetijde groen; oleanderstruiken groeien er in menigte en velerlei kruidachtige geurende planten.
Het plotselinge aanzwellen van de beek Kison en de drassige oeverlanden brengen in herinnering eenige bijzonderheden van den veldslag tusschen Barak en Sisera. Immers, ook toen moet de rivier een hoogen waterstand gehad hebben: want de rivier Kison wentelde hen weg (Richt. 5 : 21); de vlakte kwam in een toestand, dat de wagenen der Kanaanieten niet konden manoevreeren (Richt. 5 : 22); daarentegen kon het voetvolk (Richt. 4 : 10) van Barak ongehinderd den aanval voortzetten.
Behalve in dezen veldslag wordt de Kison nog gemeld bij het gericht, dat Elia oefende tegenover de Baalpriesters (1 Kon. 18 : 40) en in Psalm 83 : 10. Misschien wordt de Kison ook bedoeld in Jozua 19 : 11, waar men leest van „de beek, die voor aan Jókneam is”. De tegenwoordige naam is Nahr-el-Muquatta.