Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kerkleer

betekenis & definitie

Onder kerkleer verstaan wij de geloofsleer, die de onderscheidene kerken uit de Schrift hebben geput en in haar eigen belijdenisschriften hebben vastgelegd. Elke kerk, die zich in den loop der eeuwen als een eigen kerk heeft ontwikkeld, heeft dan ook haar eigen kerkleer.

Zoo spreken wij van de Apostolische, deGrieksche, de Roomsche, de Gereformeerde en de Luthersche kerkleer.Het beginsel der kerkleer vinden wij in de Schrift. In Hand. 2 : 42 lezen wij van de leer der apostelen, d. i. de waarheid, in het Oude Testament vervat en in Christus vervuld. De apostolische kerkleer was dan ook Christocentrisch d. i. Christus stond in haar middelpunt. Zij hielden niet op allen dag te leeren en Jezus Christus te verkondigen (Hand. 5 :42). De zaligheid is alleen in Zijn naam (Hand. 4 : 12). Hij is de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot den Vader dan door Hem.

In de eerste eeuwen der Christelijk kerk ontwikkelde zich de kerkleer al spoedig in trinitarischen vorm. Dit blijkt uit de Apostolische geloofsbelijdenis (symbolum Apostolicum), die een uitbreiding is van het symbolum Romanum d. i. het doopssymbool, dat in de gemeente te Rome werd gebruikt bij de geloofsbelijdenis der catechumenen om tot den doop toegelaten te worden, en waaraan de Drieëenheid ten grondslag lag.

Bij de verdere ontwikkeling der kerken openbaarde zich al spoedig het verschil tusschen de Oostersche en Westersche kerkleer. In het Oosten werden de Christologische en Theologische twisten gestreden. Daar waren het Sabellianisme en Arianisme de voornaamste ketterijen, die door Athanasius en de drie Capadociërs weerlegd werden. In het Westen waren het de Antropologische twisten, waarbij Pelagius en Augustinus tegenover elkander stonden. Het voornaamste leergeschil liep echter over den uitgang van den Heiligen Geest. De officieele kerkleer, zoover zij in het Niceno-Constantinopolitaansch symbool was vastgelegd, hield in, dat de Heilige Geest van den Vader uitgaat.

Maar in het Westen was Augustinus reeds een stap verder gegaan. Hij leerde reeds, dat de Heilige Geest evengoed van den Zoon als van den Vader kon uitgaan. In het jaar 1054 kwam het tot een formeele scheiding tusschen de Oostersche of Grieksche en de Westersche of Latijnsche kerk, die ook op de verdere leerontwikkeling van beslissenden invloed was.

In het Westen liep de ontwikkeling der kerkleer verder uit op de hervorming. Daardoor kwam er naast de Roomsche een eigen reformatorische kerkleer, die al spoedig in twee hoofdlijnen nl. in de Luthersche en Gereformeerde belijdenis uiteenging. De Roomsche kerkleer was door de Middeleeuwen heen in haar belijdenis pelagiaansch, in haar kerkinrichting hiërarchisch, in haar eeredienst (beeldendienst en aanroeping der heiligen) heidensch, in haar verhouding van ambtsdragers en leeken clericaal, in haar monnikenwezen ascetisch, en in haar kerkelijk leven losbandig geworden. Daartegen kwamen de hervormers in verzet. Zij verwierpen den paus en erkenden Christus alleen als den Koning der kerk. Zij lieten de traditie varen en beleden de algenoegzaamheid der Heilige Schrift. En zij predikten de leer der zaligheid uit genade alleen zonder de goede werken.

Maar aanstonds bij Luther en Calvijn ging de reformatorische beweging uiteen. Tusschen deze beide is dan ook verschil in beginsel. Dr Bavinck geeft het kenmerkend onderscheid aldus weer, dat de Gereformeerde kerkleer theologisch, de Luthersche anthropologisch is, de Gereformeerde haar uitgangspunt neemt in het eeuwig besluit Gods, de Luthersche in de heilsgeschiedenis. Bij de Gereformeerden is de verkiezing het cor ecclesiae of hart der kerk; bij de Lutherschen de rechtvaardigmaking het artikel waarmede de kerk staat of valt. De voornaamste vraag bij de eersten was: hoe komt God tot Zijn eere; bij de tweeden: hoe komt de mensch tot de zaligheid. De geschiedenis der Gereformeerde kerkleer is echter veel moeilijker te beschrijven dan die der Luthersche, omdat de eerste in verschillende landen weer in eigen belijdenisschriften is ontwikkeld, terwijl de tweede in alle landen dezelfde is.

< >