Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kerklatijn

betekenis & definitie

Toen de Romeinsche heerschappij zich over de wereld uitbreidde, kwam ook de taal van Rome, het Latijn m.n. door ambtenaren en soldaten naar alle landen, waar Rome den schepter voerde. In het Oosten drong het Latijn nooit door tot het eigenlijke volk, misschien ook al omdat men daar overal met het Grieksch terecht kon, een taal waarvan ook de Romeinen zelf zich niet zelden bediendet;.

In het Westen ging het anders, vooral in den lateren keizertijd ging het Latijn de volkstaal verdringen, waardoor het ontstaan der Romaansche talen is veroorzaakt. Het Latijn hier bedoeld was het z.g. vulgaire Latijn, dat aanmerkelijk verschilt van het Latijn, waarin mannen als Cicero en Caesar hun werken schreven.

Daar dit vulgaire Latijn door velen werd gesproken en door nog meerderen werd verstaan, was het een geschikte taal voor de kerk om in haar liturgie enz. te gebruiken. Het vulgaire Latijn is echter voor kerkelijk gebruik ingrijpend veranderd.

Aan de eene zijde sloot men zich aan bij het Latijn uit de klassieke periode, aan de andere zijde ging groote invloed uit van den Latijnschen Bijbel (Vulgata) en van de geschriften der Latijnsche kerkvaders. Dit aldus veredeld vulgair Latijn werd de taal der Roomsche kerk in het Westen en bleef dit tot op den huidigen dag.Het heeft niet aan pogingen ontbroken om het Latijn als kerktaal te verdringen. Toen de talen der verschillende volken genoegzaam tot ontwikkeling waren gekomen om er in te handelen over geestelijke en kerkelijke zaken, was het Kerklatijn niet meer noodig. Ook verdween het Latijn als levende taal, het volk verstond het niet meer en ten slotte gebruikten ook de geleerden het niet langer in hun werken en onderling verkeer. Een Latijnsche liturgie maakte dan ook, dat de gemeente niets verstond, van hetgeen gezegd werd. Vandaar, dat Hussieten, Hervormers van de 16e eeuw, Jansenisten, oud-Roomschen enz. bezwaar hadden tegen het Latijn als kerktaal. De Hervormde kerken hebben als kerktaal de landstaal, maar de Roomsche kerk behield het Latijn en ziet daarin één der symbolen van haar eenheid.

De Roomsche priester, die weet, dat de menschen in de kerk niet verstaan, wat hij zegt, doet zelfs geen moeite om zich voor hen verstaanbaar te maken. Het Latijnsche deel van den dienst wordt doorgaans op vrij zachten toon verricht. De consecratieformule wordt in de Westersche kerk zelfs gefluisterd.

< >