Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kaukasië

betekenis & definitie

Het gebied aan weerszijden van het hooggebergte de Kaukasus, dat zich tusschen de Zwarte en de Kaspische Zee uitstrekt, bijna een half millioen K.M.2 groot, met ruim 13 millioen inwoners. Ciskaukasië is een jong-tertiair, door veel dalen doorsneden steppenland: de laagte van de Kuban in ’t Westen, het plateau van Stawropol, de vlakte van de Kuma.

In ’t Zuid-Westen stroomt de Terek, die een groote, moerassige delta gevormd heeft, naar de Kaspische Zee. Transkaukasië bestaat uit het dal van de Rion en dat van de Kura, welke dalen van elkander gescheiden worden door het Meskhische gebergte, dat een hoogte bereikt van 2800 M.

De Kaukasus zelf is een alpien gebergte, een keten van 1100 K.M., die zich van den mond van de Kuban tot het schiereiland Apscheron uitstrekt. Het is opgebouwd uit graniet, leisteen, zandsteen en kalk.

Over een lengte van 700 K.M. is de hoofdkam meer dan 3000 M. hoog, sterk vergletscherd en zeer ontoegankelijk. De hoogste toppen zijn de Elbroes (5629 M.), de Kasbek (5043 M.), uitgedoofde vulkanen, en de Kaschantau (5211 M.).

De dalen, meest dwarsdalen, zijn diep ingesneden, de passen liggen hoog: de Kruispas is 2380 M. en de Mamison-pas is 2825 M. In stoutheid en trotschheid overtreft de Kaukasus nog de Zwitsersche Alpen.

Het klimaat is continentaal, in het Rion-gebied valt veel, in ’t Oostelijk deel valt zeer weinig regen. In ’t eerste gebied is een rijke plantengroei: dichte loofwouden, wier boomen als in de tropen met klimplanten bedekt zijn.

In de dalen van Kaukasië wordt landbouw en veeteelt beoefend; de eerste levert gerst en haver, tarwe en gierst, in sommige streken zelfs rijst en katoen (dal van de Kura). De wouden leveren noten- en beukenhout.

De veeteelt omvat schapen, runderen en paarden.De bewoners van Kaukasië bestaan uit verschillende volken en rassen (een 50-tal). De voornaamste zijn de Tataarsche en andere Mongolen, en de Georgiërs, Tscherkessen, Tschetschenen, enz., die geen Mongolen zijn. Tot 1917 behoorden al deze volken tot het Russische rijk. Sedert zijn ze (betrekkelijk!) zelfstandig en verdeeld in een aantal republieken, half- en gedwongen-bolsjewistisch, waarvan de voornaamste zijn: Georgië, Daghestan en Aserbeidschan. De voornaamste stad is het Transkaukasische Tiflis, waar zich een groot industrie ontwikkelde, die vooral tabak, sigaretten en katoen omvat. Het schiereiland Apscheron levert veel petroleum: middelpunt is Bakoe aan de Kaspische zee en Balakhani, „waar het reeds op twee mijlen naar petroleum ruikt” (Sven Hedin).

In 1910 waren er 4094 boortorens, waarvan er 2600 in werking waren; in 1909 leverden ze 8 milliard K.G. ruwe nafta. Van Bakoe voert een pijpleiding de olie dwars door Transkaukasië naar Batoem aan de Zwarte zee.

< >