Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kansel

betekenis & definitie

De meer deftige benaming voor een kerkmeubel, dat in het dagelijksch leven gewoonlijk door het woord „predikstoel” wordt aangeduid, en wAäronder verstaan wordt een verhoogde spreekplaats in een kerkgebouw, vanwaar de predikant, of in de Roomsch-Catholieke kerk de pastoor, zijn predicatie voordraagt. In de Middeleeuwen nam de kansel de plaats in van de ambo (zie aldaar).

Deze was geplaatst tegen de koorafsluiting, die het koor van het schip der kerk scheidde, en ’t is van den Latijnschen naam van dit koorhek „cancelli”, dat het woord „kansel” is afgeleid.De oudste kansels waren vervaardigd naar het voorbeeld der oud-Christelijke ambonen en hadden de gedaante van een verhoogde tribune met borstwering. In het tijdperk van den Gothischen stijl kregen zij tot bestanddeel een kuip van veelhoekigen grondvorm, die men met een trap beklom, en die op een voet rustte; ook werden toen de klankborden ingevoerd, die dikwijls tot pyramidale, torenvormige tabernakels uitdijden. Dezen vorm hebben de predikstoelen in hoofdzaak tot ongeveer het begin van deze eeuw behouden — tegenwoordig geeft men de voorkeur aan het platform, dat meer ruimte en vrijheid van beweging biedt, en waaraan het klankbord wordt gemist.

De oorspronkelijke kansels en die uit het Gothische tijdperk waren veelal van steen, maar slechts weinige van dat soort zijn behouden gebleven. Tot de beroemdste behoort de steenen predikstoel van de Munsterkerk te Straatsburg, terwijl de steenen laat-Gothische predikstoel in de St. Nicolaaskerk te Kampen zeker als een unicum in ons land mag worden beschouwd. Een enkele maal werden ook in lateren tijd nog steenen predikstoelen vervaardigd, waarvan de Renaissance-predikstoelen te Borne en te Tubbergen voorbeelden zijn, terwijl de Groote kerk te Dordrecht in ’t bezit is van een uit één blok gehouwen marmeren kansel van 1756, die langs tien marmeren treden beklommen wordt en welks zijvlakken voorzien zijn van beeldhouwwerken, die allegorische figuren en tafereelen uit het Nieuwe Testament voorstellen. De sierlijke rijk-gesnedene pyramidale bekroning boven het klankbord is van mahoniehout.

In de XVle en vooral in de XVlIe eeuw maakte men bijzonder veel werk van de versiering van den kansel, die in de kerken der Hervorming een van de voornaamste bestanddeelen van het gebouw vormt, in tegenstelling met de andere deelen van ons land zijn de kansels in de Noordelijke provinciën veelal zonder voet; ze rusten niet op den vloer, maar hangen aan den wand.

Hier te lande is de mooiste predikstoel uit de XVle eeuw wel die in de St. Janskerk te’s Hertogenbosch, die uitmunt door zijn fraai-gesneden paneelen. Ook die in de St. Jacobskerk te ’s Gravenhage, alsmede die te Medemblik, Enkhuizen en op andere plaatsen, die alle nog uit den tijd van vóór de Hervorming dagteekenen, getuigen van groote kunstwaarde.

Ook toen de Hervorming ingang gevonden had bleef men de uiterste zorg aan de kansels besteden. Voorbeelden daarvan zijn de predikstoel in de Nieuwe kerk te Amsterdam, een meesterstuk van Albertus Vinckenbrinck. De kuip rust op zwevende engelen en haar zijvlakken zijn met het edelste snijwerk versierd, terwijl boven het klankbord zich een reusachtige torenvormige pyramide verheft, van allerlei ornamenten en figuurtjes voorzien.

Verder getuigt de kansel in de St. Michaëlskerk te Zwolle, die door de rijke fantasie, de buitengewone vlijt en de machtige kunstvaardigheid van Adam Straes tot een kunststuk van ongelooflijken, maar overdadigen rijkdom is gemaakt, en getuigen ook de vele andere meer of min kunstig uitgevoerde predikstoelen, die uit de XVlIe en XVIIIe eeuw dagteekenen, en die in allerlei plaatsen, zelfs tot in kleine en afgelegen dorpen toe gevonden worden, van de groote waarde, die onze vaderen aan dit bestanddeel van het bedehuis toekenden, en van de voorliefde, waarmede zij er hun zorg aan te koste legden.

< >