of Ambon (afgeleid van het Grieksche woord „anabaino” d. i. opgaan). Dat was de lezenaar in de oud-Christelijke kerk.
In de grootere kerken vond men er twee aan de Noord- en de Zuidzijde van het koor. Deze ambon had de hoogte van onze tegenwoordige kansels en een trap aan beide zijden om op en af te stijgen.
Waren er twee ambons, dan diende de eene rechts van het altaar voor het lezen van de Evangeliën en de andere links van het altaar voor het lezen van de Brieven. De eerste was hooger en sierlijker dan de andere.
De laatste had ook slechts één trap en voor dezen lezenaar mocht een diaken prediken. Vele bisschoppen, zooals Chrysostomus en Augustinus predikten ook van den ambon en niet van den bisschopstoel (ex cathedra).
Deze bisschopstoel stond achter het altaar. In de Middeleeuwen is uit deze ambon de kansel ontstaan.
Toen had men aan beide zijden van het altaar kleine lezenaars. In de Grieksche kerk gebruikte men den zoogenaamden „analogeion”, d. w. z. een verstelbare lezenaar.