Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Justinus Marthyr

betekenis & definitie

Een der meest-beteekenende apologeten uit den na-apostolischen tijd. Hij werd geboren omstreeks 100 n.

C. in Flavia Neapolis (Sichem), en was de zoon van een Griek Priscos. Volgens zijn eigen mededeelingen bezocht hij, daar hij begeerig was, om God te leeren kennen en den weg der zaligheid, achtereenvolgens een stoïcijn, een peripatheticus, een Pythagoreër en eindelijk een Platonist.

De laatste bevredigde hem nog het meest, maar geheel voldaan was hij niet. Toen hij zich teruggetrokken had en aan het strand der zee vertoefde, hoorde hij van een grijsaard, dat de Platonische wijsbegeerte de ziel des menschen niet bevredigen kon.

Toen hij vroeg: „wie moet dan mijn leermeester zijn”, antwoordde de grijsaard: „gij moet de profeten van Israël lezen”. Hij volgde dien raad op.

Een diepen indruk maakte op hem de doodsverachting der Christenen. Toen hij dertig jaar oud was, werd hij Christen.

Hij werd nu onderwezen door leerlingen der apostelen. Toen besloot hij als een wandelende leeraar, in den filosofen-mantel gehuld, de Heidenen, bijzonderlijk hun wijsgeeren, voor het Christendom te winnen.

Voor dit doel kwam hij tweemaal naar Rome.

Hier werd hij, waarschijnlijk door zijn doodvijand Crescens aangeklaagd en terechtgesteld 165 (167 ?).

Justinus was een vruchtbaar schrijver. Zijn boeken, door Eusebius genoemd, zijn niet alle bewaard gebleven.

Zoo o.a. de Psaltes en de verhandeling Over de ziel.Wij bezitten nog van hem:

1°. de groote Apologie aan het adres van Antoninus Pius en diens zoon Marcus Aurelius, waarin Justinus het opneemt voor de vervolgde Christenen en hen vrijspreekt van de blaam, dat zij godloochenaars en vijanden van den Staat waren. Tevens beschrijft hij den Christelijken godsdienst, zijn onovertroffen deugden en zijn tezamenhang met de leer der oude profeten.
2°. De kleine Apologie, welke haar ontstaan te danken heeft aan de handelwijze van den prefect Urbicus tegen de Christenen Ptolomeüs en Lucius, en hij toont aan, waarom de Christenen zoo standvastig blijven in hun geloof.
3°. Dialoog met Trypho, een Jood, aan wien hij de verkeerdheid van het Jodendom aantoont uit de Schriften des Ouden Testaments en waarin hij tegelijk het goed recht van het Christendom als den alleen waren godsdienst bewijst.

< >