Geboren 1533 te Las Casas in Estremadura. Hij studeerde in Salamanca en was de ascetische richting toegedaan.
In 1556 werd hij doctor theologiae en daarop hoogleeraar in Salamanca. Om gewichtige persoonlijke redenen verbrak hij den band met de universiteit en ook met zijn familie en werd in 1562 Jezuïet.
Van 1563 af arbeidde hij in Parijs onder veel bijval. Om den Hugenoten afbreuk te doen doorreisde hij Porton (1570), predikte overal op populaire wijze en catechiseerde de jeugd.
Zijn poging, om de Gereformeerde hertogin van Bouillon in den schoot der Catholieke kerk terug te voeren, mislukte. Hij beroemde zich er op bij een religiegesprek te Sedan zijn Protestantsche tegenstanders overwonnen te hebben (1572).
Omdat hij de leer van de onbevlekte ontvangenis van Maria voor problematisch verklaarde, en eens het vermoeden uitsprak, dat niemand langer dan 10 jaar in het vagevuur behoefde te blijven, werd hij door de Sorbonne als ketter aangeklaagd, maar hij werd door paus Gregorius XIII vrijgesproken. Naar Bourges verplaatst (1576) arbeidde hij aan een commentaar over de vier Evangeliën. (Deze commentaar werd in 1850 uitgegeven door bisschop Martin van Paderborn.) Hij beproefde de Universiteit te Pront a Mousson te reorganiseeren.
In 1581 leidde hij te Rome de verkiezing van generaal Aquaviva. Door dezen ontving hij een plaats in het collegium Romanum, en Gregorius XIII benoemde hem in een commissie, die aangewezen was om de Septuaginta te herzien.