I. Van banden of boeien in eigenlijken zin is in de Heilige Schrift herhaaldelijk sprake.
Men zie Gen. 42 : 24; 2 Kon. 17:4; Jes. 52 : 2; Luc. 8 : 29; Hand. 26:29; Fil. 1 :7 etc. Zij dienden destijds evenals nu om gevangenen (of bezetenen) te belemmeren in hun vrijheid.
Dat de Grieksche woorden voor gevangene en voor boei samenhangen, kan leeren, dat het boeien van gevangenen algemeen plaats vond. Uit Hand. 16 : 26 leeren we, dat de gevangenen te Filippi geboeid (of met hun voeten in den stok, vgl. vs. 24) in de gevangenis waren opgesloten.
En boeien doen dienst als symbool van gevangenschap (Filem.: 10). Toch zien we (2 Tim. 2 : 9), dat ook gevangenschap zonder boeien bestaat en dat de banden de gevangenschap verzwaren.
In 2 Kon. 25 : 7, 2 Kron. 33 : 11, 36 : 6, Jerem. 39 : 7, 52: 11 wordt gesproken van het binden met ketenen.II. Het woord komt ook in overdrachtelijke beteekenis voor.
1. Vaak beteekent het droefenis, waar men van alle kanten benauwd wordt, nood, angst en allerlei gevaar (Ps. 18:5, 6; 2 Sam. 22:46), vaak tegelijk de wortel van den dood, de ketenen der zonde (Jes. 52: 2).
2. De geboden Gods als heilzame beperkingen voor de dwaze en schadelijke begeerten, als palen, waarmede de smalle weg aan beide zijden omheind is (Ezech. 20 : 37 ; Ps. 2:3).
3. Band des vredes (Ef. 4:3), der volmaaktheid (Col. 3 : 14), heet de liefde. Door den vrede met en in God, gegrond op de verzoening, die door Jezus Christus is geschied (Rom. 5 : 1), wordt, hetgeen de harten vaneen scheidt, de zelfzucht, langzamerhand weggenomen en zij worden tot één verbonden. De hemelsche magneet Jezus Christus deelt den geloovigen zijn geest, zijn leven mede, en verbindt hen aan elkander in één geest. Ons doel is de volmaakheid, gelijk ook onze Vader in den hemel volmaakt is (Matth. 5 : 48). De band nu dezer volmaaktheid is de liefde.