Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johan Anne Singendonck

betekenis & definitie

Jhr. Mr., behoorde tot de „zeven Haagsche Heeren”, die in 1842 het bekende Adres aan de Synode onderteekenden.

Later was hij een trouw bezoeker van de bijeenkomsten der Christelijke vrienden te Amsterdam. In hun tijdschrift De Vereeniging: Christelijke Stemmen schreef hij onderscheidene artikelen.

Een enkel maal leverde hij aan dit tijdschrift ook „staatkundige bijdragen”. In 1850 ontving hij de even eervolle als welverdiende aanstelling tot Griffier der Eerste Kamer.

Toch had Groen van Prinsterer dezen trouwhartigen en kundigen vriend liever nog, als medestrijder, in de Tweede Kamer gezien, en gaarne plaatste hij in De Nederlander artikelen van dezen leidsman op de wetenschappelijke baan. Op 29 Mei 1856 ontving Singendonck bezoek van den directeur van het Kabinet des konings, De Koek, die hem verzocht aan Mr J.

J. L. van der Brugghen een kabinetsmissive over te zenden, waarbij dezen het Ministerie van Justitie werd aangeboden.

In het conflict Groen-Van der Brugghen, stond hij aan de zijde van laatstgenoemde, zijn zwager. Einde 1859 noodigdehij Ds Gunning van Hilversum uit een lezing te komen houden in de residentie, wat tengevolge had dat deze daar in 1861 beroepen werd.

Singendonck noemde Gunning „professor-evangelist”.

Deze droeg hem in 1879 den nieuwen druk van zijn Beginselen Meeningen op.

In den 2den en 3den jaargang der Protestantsche Bijdragen publiceerde Singendonck uit de schriftelijke nalatenschap van Van der Brugghen studiën over gezag en vrijheid, en in de Stemmen voor Waarheid en Vrede, 1887, een opstel: Waarom was Mr J. J.

L. van der Brugghen tegen een christelijk staatkundige partij ?

< >